Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser]
Procesverloop
Overwegingen
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 14 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Op 15 maart 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 2 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Aangezien meer dan twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling, is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank verwijst naar de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die van toepassing is op aanvragen voor verblijfsvergunning asiel. De rechtbank oordeelt dat de minister geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet tijdig een besluit neemt, maar dat de rechterlijke dwangsom wel van toepassing is. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.