In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die op 13 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 13 december 2023 te horen dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening op 9 januari 2024. Eiser stelt dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid in Marokko gevaar loopt, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader en culturele achtergrond tijdens het gehoor. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn seksuele gerichtheid en de problemen die daaruit voortvloeien, waardoor de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag bevestigt. De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.