ECLI:NL:RBDHA:2024:1067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39728 en NL23.39729
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser met homoseksuele gerichtheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die op 13 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 13 december 2023 te horen dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening op 9 januari 2024. Eiser stelt dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid in Marokko gevaar loopt, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader en culturele achtergrond tijdens het gehoor. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn seksuele gerichtheid en de problemen die daaruit voortvloeien, waardoor de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag bevestigt. De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.39728 en NL23.39729
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 13 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 13 december 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. El Mathari als tolk en de gemachtigde van verweerder. Eisers voogd van NIDOS, mevrouw [naam], was hierbij aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 2006. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij op zijn dertiende zes à zeven maanden een relatie heeft gehad met Ashraf. Op een dag zijn zij samen in bed betrapt door de man van eisers moeder die hem vervolgens heeft mishandeld en opgesloten. Eiser is na enkele dagen vrijgelaten en heeft daarna nog vier maanden op straat geleefd. Vervolgens is eiser vertrokken uit Marokko.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
  • identiteit;
  • nationaliteit en herkomst;
  • gestelde seksuele geaardheid;
  • problemen vanwege gestelde seksuele geaardheid.
Verweerder gaat uit van de gestelde nationaliteit en herkomst maar heeft de overige relevante elementen ongeloofwaardig gevonden. Marokko kan daarom voor eiser worden aangemerkt als veilig land van herkomst.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Verweerder verwacht ten onrechte dat eiser zich inspant om zijn identiteit te onderbouwen met documenten. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte de aanvraag kennelijk ongegrond verklaard omdat eiser hem zou hebben misleid. Eiser had een verschoonbare reden om een andere naam en geboortedatum op te geven in Zwitserland. Bij de besluitvorming heeft verweerder daarnaast onvoldoende rekening gehouden met het referentiekader en de culturele achtergrond van eiser. Gelet op eisers referentiekader heeft hij met zijn verklaringen wel degelijk zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft daarnaast ten onrechte gesteld dat er geen sprake was van een acute vluchtsituatie. Daarbij is onvoldoende betrokken dat eiser meerdere onsuccesvolle vluchtpogingen heeft ondernomen voordat hij er in slaagde te vertrekken uit Marokko.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader en zijn culturele achtergrond tijdens het gehoor. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt namelijk dat het gehoor is afgenomen in het kader van een AMV’er tussen de 12 en 18 jaar oud. De voogd van eiser was daarom ook bij het gehoor aanwezig om eiser te ondersteunen. Verder blijkt uit het gehoor dat de gehoormedewerker de gang van zaken duidelijk aan eiser heeft uitgelegd, eiser meerdere malen gerust heeft gesteld over de vertrouwelijkheid van het gesprek, hem op meerdere momenten de gelegenheid heeft geboden pauze te nemen en dezelfde vragen meerdere keren en in andere begrijpelijke bewoordingen heeft gesteld. Ook blijkt uit het verslag dat op verzoek van eiser een vrouwelijke tolk is geregeld. Aan het einde van het gehoor heeft eiser ook aangegeven dat het gehoor goed ging, dat hij de tolk goed heeft begrepen en dat hij geen klachten heeft over hoe het gehoor is gegaan.
5.1.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader en culturele achtergrond bij de beoordeling. De rechtbank heeft er begrip voor dat het vanwege zijn leeftijd en culturele achtergrond moeilijk kan zijn voor eiser om over zijn gevoelens te verklaren. Dit neemt echter niet weg dat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van seksuele gerichtheid de nadruk ligt op de eigen persoonlijke beleving ten aanzien van die gerichtheid. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [2] volgt namelijk dat seksuele gerichtheid als asielmotief zich minder leent voor bewijsvoering dan andere asielmotieven omdat het immers gaat om wat iemand innerlijk voelt. Het is daarom van wezenlijk belang dat eiser met zijn verklaringen inzicht geeft in zijn eigen persoonlijke ervaringen, belevingen en gevoelens. De rechtbank overweegt dat verweerder heeft mogen concluderen dat eiser hier niet in is geslaagd en motiveert dit oordeel als volgt.
5.2.
Verweerder heeft in eisers nadeel mogen meewegen dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard over het moment waarop hij realiseerde dat hij op jongens valt, hoe zijn relatie met Ashraf is veranderd van een vriendschapsrelatie in een liefdesrelatie en zijn gevoelens voor Ashraf. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat eiser een aantal keren op voorhand al aangeeft niet te kunnen verklaren over zijn gevoelens voor Ashraf. [3] Nog los van het feit dat hier niet alleen naar gevoelens wordt gevraagd, maar ook naar feitelijkheden waarover eiser ook erg vaag blijft, heeft verweerder toen direct al aangegeven wel te verwachten dat eiser een poging zou doen om over zijn gevoelens te verklaren, nu zijn relatie met Ashraf de kern van zijn asielrelaas raakt. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij op zijn elfde voor het eerst iemand leuk vond maar voor het eerst echt heftige gevoelens van verliefdheid voelde voor Ashraf. In het licht van deze stelling had verweerder mogen verwachten dat eiser over deze heftige gevoelens van verliefdheid meer kon verklaren dan hij heeft gedaan. Vanwege zijn sterke liefdesgevoelens voor Ashraf heeft verweerder het ook opmerkelijk mogen vinden dat eiser in het geheel geen contact heeft opgenomen met hem na het incident. Verweerder heeft eisers verklaringen dat het te pijnlijk was voor hem om contact te zoeken en dat hij Ashraf niet in de problemen wilde brengen niet hoeven volgen. Op geen enkele wijze blijkt uit het verslag van het nader gehoor dat het te pijnlijk was voor eiser om contact op te nemen en daarnaast valt niet in te zien waarom dit niet op een veilige manier zou hebben gekund. Eiser had bijvoorbeeld contact kunnen opnemen via een SMS. Verweerder heeft ook mogen meewegen dat eiser oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn huidige relatie met Alexander. Dat hierover onvoldoende zou zijn doorgevraagd door verweerder zoals eiser stelt, blijkt niet uit het verslag van het nader gehoor. Daarnaast heeft verweerder opmerkelijk mogen vinden dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard alleen over zijn gevoelens voor Alexander te kunnen verklaren als hij zich inbeeldt dat Alexander een meisje is. [4] Daar komt bij dat eiser zijn gestelde relatie met Alexander in zijn geheel niet heeft onderbouwd. Op grond van deze argumenten tezamen heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eisers homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is.
5.3.
In het verlengde daarvan heeft verweerder de problemen die voortvloeien uit eisers homoseksuele gerichtheid ook ongeloofwaardig mogen vinden. Naast het voorgaande heeft verweerder daarbij mogen betrekken dat eiser pas vier maanden na het incident is vertrokken uit Marokko. Verweerder heeft eisers verklaring dat er wel degelijk sprake was van een acute vluchtsituatie omdat hij een aantal vluchtpogingen heeft ondernomen, niet hoeven volgen nu uit het gehoor blijkt dat eiser deze vluchtpogingen heeft ondernomen nadat hij al een aantal maanden in Casablanca had verbleven. [5]
5.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de homoseksuele gerichtheid van eiser en de problemen die daaruit voortvloeiden ook op grond van andere minder overtuigende argumenten ongeloofwaardig heeft gevonden. Echter, naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de hiervoor benoemde argumenten voldoende gemotiveerd dat eisers homoseksuele gerichtheid en de problemen die daaruit voortvloeien, ongeloofwaardig zijn. Dit betekent ook dat verweerder de aanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond reeds omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. [6] Gelet hierop behoeven de overige argumenten en de daaraan verbonden gronden geen bespreking meer. Het beroep is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
7. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet (Vw).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
3.Zie pagina’s 13 tot en met 15 van het verslag van het nader gehoor.
4.Zie pagina 20 van het verslag van het nader gehoor.
5.Zie pagina 10 van het verslag van het nader gehoor.
6.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.