ECLI:NL:RBDHA:2024:10617

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
AWB 24/7866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielzoeker overplaatsing naar meerderjarigenopvang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2024 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker, die in een meerderjarigenopvang geplaatst dreigde te worden. De verzoeker, die stelt minderjarig te zijn, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) waarin werd bepaald dat hij naar een opvanglocatie voor meerderjarigen zou worden overgeplaatst. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet zelfstandig kan functioneren en dat de ondersteuning die hij nodig heeft in de meerderjarigenopvang ontbreekt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker in Italië geregistreerd staat als meerderjarig, en dat de minister van Asiel en Migratie deze leeftijd heeft overgenomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de minister niet verplicht is om de zorgvuldigheid van eerdere besluiten te heroverwegen, en dat er geen evident onjuiste beslissing van de minister is gebleken. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat er in de meerderjarigenopvang voorzieningen zijn voor kwetsbare asielzoekers, en dat de verzoeker niet heeft aangetoond dat hij nadelige gevolgen ondervindt van zijn verblijf in de meerderjarigenopvang.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de beslissing van de minister en omdat de verzoeker niet voldoende heeft onderbouwd dat hij zonder hulp en begeleiding niet in staat is om zelfstandig te functioneren. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/7866
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Riesebos),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 11 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat verzoeker zal worden overgeplaatst naar een opvanglocatie voor meerderjarigen.
Verzoeker heeft beroep (AWB 24/7865) ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat tijdens de behandeling van het beroep voorkomen wordt dat hij naar een meerderjarigenopvang wordt overgebracht.
Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft verzoeker de gronden van het verzoek aangevuld.
De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Verzoeker stelt te zijn geboren op [datum 1] 2008 en de Eritrese nationaliteit te hebben.
2. Op 25 april 2023 heeft verzoeker asiel aangevraagd in Nederland. Omdat verzoeker stelt dat hij minderjarig is, en omdat hij geen documenten heeft overgelegd waaruit zijn geboortedatum blijkt, is hij in een minderjarigenopvang geplaatst.
3. Uit onderzoek van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, nu de minister van Asiel en Migratie (hierna: de minister), is gebleken dat verzoeker in Italië geregistreerd staat met de geboortedatum [datum 2] 2004. De minister heeft daarom aan verzoeker meegedeeld dat hij deze datum aanhoudt. Verzoeker heeft daartegen bij de minister bezwaar gemaakt. In het besluit van de minister van 19 december 2023 is het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Het daartegen door verzoeker ingestelde beroep is in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 juni 2024 ongegrond verklaard (ECLI:NL:RBDHA:2024:9960).
4. In het besluit van 31 mei 2024 heeft de minister verzoekers asielaanvraag ingewilligd, en daarbij vastgehouden aan de geboortedatum [datum 2] 2004. Verzoeker heeft daartegen beroep ingesteld. Dit beroep is op dit moment nog aanhangig bij deze rechtbank en zittingsplaats onder zaaknummer NL24.25677.
5. Verweerder heeft voorafgaand aan het bestreden besluit een zienswijzegesprek met verzoeker gevoerd. Ook heeft verzoeker een schriftelijke zienswijze bij verweerder ingediend. Verzoeker heeft aangegeven dat hij minderjarig is en dat hij niet zelfstandig en zelfredzaam genoeg is om in een meerderjarigenopvang te verblijven (mede doordat de ondersteuning die gebruikelijk is in de minderjarigenopvang daar ontbreekt, zo begrijpt de voorzieningenrechter). Verweerder heeft in het bestreden besluit echter overwogen dat hij moet uitgaan van de leeftijdsvaststelling van de minister. Nu de minister heeft vastgesteld dat verzoeker meerderjarig is, valt hij niet langer onder de doelgroep van de minderjarigenopvang en moet hij worden overgeplaatst naar de meerderjarigenopvang. Dat verzoeker verminderd zelfredzaam is, vormt geen aanleiding voor een ander besluit. Er zijn namelijk ook in de meerderjarigenopvang voorzieningen voor kwetsbare asielzoekers.
6. Verzoeker is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat de leeftijdsvaststelling door de minister niet op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Verweerder had gelet hierop moeten onderkennen dat er nog steeds twijfel bestaat over zijn leeftijd. Vanwege deze twijfel had verweerder hem het voordeel van de twijfel moeten gunnen en moeten afzien van een besluit tot overplaatsing naar de meerderjarigenopvang. Daarnaast voert verzoeker aan dat een meerderjarigenopvang niet geschikt is voor minderjarigen vanwege het gebrek aan extra begeleiding en ondersteuning. Ten slotte wijst verzoeker op de artikelen 21 en 22 van de Richtlijn 2013/33/EU (Opvangrichtlijn), waarin staat dat aan personen met een bijzondere opvangbehoefte steun wordt verstrekt.
7. In de aanvullende gronden van het verzoek staat dat verzoeker op 22 juni 2024 daadwerkelijk is overgeplaatst naar een meerderjarigenopvang. Verzoeker heeft het hier moeilijk mee. Afgesproken is dat er nog steeds af en toe een voogd bij hem langskomt. Hij is niet in staat om zelf hulp te vragen of om zelf zijn eigen zaken te regelen. Hij begrijpt veel dingen niet goed en het lukt hem niet om afspraken na te komen zonder begeleiding. Ook nu hij een verblijfsvergunning heeft gekregen, is het daarom van belang dat hij de begeleiding die beschikbaar is in een minderjarigenopvang blijft ontvangen. Alleen vanuit de minderjarigenopvang bestaat de mogelijkheid van begeleiding naar een woonvoorziening voor minderjarige statushouders.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
8. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is in de beroepszaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist. Het vereiste spoedeisende belang is in zoverre aanwezig dat verzoeker op dit moment in een meerderjarigenopvang verblijft terwijl het verzoek ertoe strekt dit met onmiddellijke ingang te voorkomen.
9. Uit dit artikel vloeit ook voort dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de gevraagde voorziening inhoudelijk betrekking heeft op het bestreden besluit in de hoofdzaak. Wat verzoeker aanvoert over de leeftijdsvaststelling door de minister, ziet niet op het bestreden besluit in de hoofdzaak. Dit kan om die reden dan ook niet tot toewijzing van het verzoek leiden. Anders dan verzoeker aanvoert, is verweerder niet verplicht om de zorgvuldigheid van besluiten van de minister na te gaan. Van een evident onjuiste beslissing van de minister is niet gebleken.
10. Dit laat echter onverlet dat verweerder een zelfstandige verantwoordelijkheid heeft om de vreemdelingen die in zijn opvangvoorzieningen verblijven de steun te verstrekken die nodig is in het geval van bijzondere opvangbehoeften. Hierbij verwijst de voorzieningenrechter naar artikel 22 van de Opvangrichtlijn en naar artikel 18a van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. Dit kan onder omstandigheden met zich brengen dat vreemdelingen die volgens de minister meerderjarig zijn de opvangvoorzieningen nodig hebben die in het geval van minderjarigen gebruikelijk zijn. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat ook in de meerderjarigenopvang extra begeleiding voor kwetsbare asielzoekers voorhanden is. Uit de gronden van het verzoek kan echter niet worden opgemaakt dat zich in het geval van verzoeker omstandigheden voordoen die maken dat niet met de in de meerderjarigenopvang voorhanden extra begeleiding kan worden volstaan. De stelling dat hij zonder hulp en begeleiding niet in staat is om zelfstandig te functioneren, is niet onderbouwd. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat verzoeker op dit moment nadelige gevolgen ondervindt van zijn verblijf in een meerderjarigenopvang.
11. Bij deze stand van zaken is er daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 4 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.