ECLI:NL:RBDHA:2023:9838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL23.13043
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van eiser in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot de opvangsituatie in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een asielzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 3 januari 2023 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd door verweerder niet in behandeling genomen, omdat België volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 juni 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de informatie van de Belgische autoriteiten onvoldoende is om te concluderen dat eiser bij overdracht naar België niet in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opvangsituatie in België problematisch is en dat er geen garantie is dat eiser opvang zal krijgen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens zijn de proceskosten van eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.13043 en NL23.13044
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. F.M. Holwerda),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan [1] .
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL23.13043). Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (NL23.13044).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft een aanvullend stuk overgelegd.
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 22 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig T.M. Butt. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft op 3 januari 2023 asiel aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag bij het bestreden besluit niet in behandeling genomen, omdat België op grond van de Dublinverordening [2] verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit onderzoek is onder meer gebleken dat eiser op 29 september 2022 in België een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft België daarom verzocht om eiser terug te nemen. België heeft dit verzoek aanvaard.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Eiser betoogt dat verweerder voor België niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Er zijn concrete aanknopingspunten dat België zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat eiser bij overdracht naar die lidstaat in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest [4] . Hij zal in België geen opvang krijgen en op straat belanden, onder meer omdat hij niet behoort tot de groep kwetsbaren die voorrang krijgen voor opvang. Eiser verwijst naar toegewezen interim measures [5] van het EHRM [6] en de bijbehorende persberichten [7] , een uitspraak van deze rechtbank (zittingsplaats Rotterdam) [8] , verschillende artikelen [9] en informatie van de Fedasil [10] . Ook heeft eiser een stuk overgelegd waaruit blijkt dat de Deense autoriteiten in drie zaken hebben geoordeeld dat Dublinclaimanten niet overgedragen mogen worden aan België, omdat de Belgische autoriteiten niet kunnen garanderen dat de betreffende Dublinclaimanten toegang tot opvang zullen krijgen.
2.1.
Verweerder handhaaft zijn standpunt dat hij voor België uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft toegelicht dat hij na de uitspraak van zittingsplaats Rotterdam alle overdrachten naar België heeft opgeschort en nader onderzoek heeft gedaan door België om informatie te vragen. De Belgische autoriteiten hebben bij brieven van 9 en 28 maart 2023 informatie gegeven over de huidige opvangsituatie. Die informatie maakt volgens verweerder dat hij (weer) kan overdragen aan België.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Eiser heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Rotterdam en met het overleggen van meerdere stukken over de opvangsituatie in België, objectieve informatie overgelegd die aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de opvangvoorzieningen in België op dit moment systeemfouten bevatten en dat verweerder niet meer mag uitgaan van het vermoeden dat België zal voldoen aan zijn internationale verplichtingen.
3.1.
Verweerder heeft betoogd dat hij er op basis van de informatie van België nog steeds van mag uitgaan dat België aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen. Verweerder erkent dat de opvangfaciliteiten in België onder druk staan en dat de situatie daar moeilijk is, maar dat de tekortkomingen niet structureel zijn en dat ze de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid niet halen. Op de zitting heeft verweerder aangevuld dat er verschillende mogelijkheden tot opvang zijn voor eiser en dat het aan hem is om te proberen via die wegen opvang te krijgen. Verweerder volgt dan ook niet dat er per definitie geen opvang is voor eiser. Verder wijst verweerder erop dat de Belgische autoriteiten hun best doen om de problemen op te lossen en dat er sinds februari 2023 grote stappen zijn gezet.
3.2.
De rechtbank volgt verweerder niet in dit betoog. Voorop moet worden gesteld dat de Belgische autoriteiten zelf erkennen hoe problematisch de huidige opvangsituatie is. Zij geven in de brieven expliciet aan dat ze niet kunnen garanderen dat Dublinclaimanten onmiddellijk een opvangplaats krijgen. In de brief van 9 maart 2023 wordt uitgelegd dat personen die niet onmiddellijk opvang krijgen, zich kunnen inschrijven op een wachtlijst. Uit de nadere informatie van 28 maart 2023 blijkt vervolgens dat er op dat moment 2.750 personen op de wachtlijst staan en dat de algemene wachttijd erg is opgelopen. Het kan soms meer dan zes maanden duren voordat iemand op de wachtlijst wordt geholpen. In afwachting van een opvangplaats kan
een aantal van hen [11] terecht in noodopvang. Dit is volgens de rechtbank een duidelijk teken dat niet iedereen (en dus ook niet alle Dublinclaimanten) opvang kan krijgen. Dit beeld wordt bevestigd door de door eiser overgelegde stukken over de situatie in België. De brieven vermelden verder dat mensen zonder huisvestingsoplossing een lijst krijgen van hulpinitiatieven (bijvoorbeeld de klassieke daklozenopvang), maar door een gebrek aan registratie is het voor de Belgische autoriteiten niet mogelijk om te zeggen hoeveel personen op geen enkele manier opvang krijgen. Gelet op deze informatie concludeert de rechtbank dat België op dit moment niet alle Dublinclaimanten opvang kan bieden en dat het op dit moment onduidelijk is hoeveel asielzoekers op geen enkele manier opvang krijgen. Uit de overgelegde stukken en informatie blijkt in ieder geval dat dit niet om enkele personen gaat. Zo wordt in de verschillende stukken gesproken over honderden of zelfs duizenden personen die op straat terechtkomen. Dit is bovendien een situatie die al enkele maanden aan de gang is. Op de zitting heeft eiser verder verwezen naar een AIDA-rapport [12] , waarin staat vermeld dat mannelijke Dublinclaimanten systematisch worden uitgesloten van het opvangnetwerk en dat zij een procedure bij de arbeidsrechtbank moeten starten die vaak 4 tot 5 maanden duurt om opvang af te dwingen. Bovendien is uit de interim measures gebleken dat deze procedures in de praktijk ook geen garantie bieden voor uiteindelijke opvang.
Verweerder heeft verder op de zitting aangegeven niet over informatie te beschikken die recenter is dan de informatie uit de brieven van 9 en 28 maart 2023. Niet valt daarom uit te sluiten dat eiser bij overdracht aan België in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De onzekerheid over de vraag of eiser op straat zal belanden en daarmee in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terecht kan komen, kan niet voor zijn rekening en risico komen.
Het betoog van verweerder op de zitting, dat er sinds februari 2023 een grote verbeterslag heeft plaatsgevonden, kan de rechtbank niet plaatsen en volgt zij dan ook niet. In de brief van 28 maart 2023, die verweerder aanhaalt voor dit betoog, staat juist dat de algemene wachttermijn “erg is opgelopen”. Dit duidt volgens de rechtbank allerminst op een verbetering van de situatie. Verweerders betoog, dat het aan eiser zelf is om via hulpinitiatieven of op andere manieren aan opvang te komen, volgt de rechtbank ook niet zonder meer. De rechtbank benadrukt dat het de taak van de Belgische autoriteiten is om in opvang te voorzien. Daarbij is van belang dat uit de beschikbare informatie niet blijkt dat er daadwerkelijk plek zal zijn voor eiser bij deze hulpinitiatieven. Sterker nog, uit de overgelegde stukken blijkt juist dat een groot aantal mensen op straat terechtkomt. Eiser heeft ook verklaard dat hij eerder in België al geprobeerd heeft om (onder meer via werk) aan huisvesting dan wel opvang te komen, maar dat dit niet lukte. Tot slot volgt de rechtbank verweerder ook niet in zijn betoog dat eiser zich bij voorkomende problemen in België kan beklagen bij de (hogere) Belgische autoriteiten. Onder verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Rotterdam, overweegt de rechtbank dat uit de vele getroffen interim measures nu juist blijkt dat de Belgische regering geen gehoor heeft gegeven aan het oordeel van de Belgische rechter.
3.3.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder met de overgelegde informatie van de Belgische autoriteiten onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij voor eiser bij België kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank benadrukt dat deze conclusie specifiek ziet op de situatie van eiser als alleenstaande, niet-kwetsbare, meerderjarige man. Uit de informatie van de Belgische autoriteiten volgt namelijk dat voorrang wordt gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal verweerder opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser.
5. Omdat de rechtbank nu beslist over het beroep van eiser en dit gegrond verklaart, is er voor het treffen van een voorlopige voorziening geen reden meer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiser heeft gemaakt voor het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-;
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Amara t. België, nr. 49255/22, Msallem en 147 anderen t. België nr. 48987/22, Reazei Shayan en 189 anderen t. België (49464/22) van 21 november 2022, Amassri en 121 anderen t. België (49424/22) van 1 december 2022, en Al-Shujaa en 142 anderen t. België (52208/22) van 13 december 2022.
6.Europees Hof voor de rechten van de mens.
7.Press release ECHR 336 (2022), 02.11.2022 & Press release ECHR 363 (2022), 16.11.2022.
8.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 20 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1853.
9.“Belgium: Reception Crisis Continues and Convictions of Authorities Mount, NGOs Unimpressed with Evacuation of Unsafe Squat Leaving Many in the Street” (ECRE, 17 februari 2023), “Geen opvang voor mensen die asiel zoeken na evacuatie Paleizenstraat: Tijd om politieke verantwoordelijkheid te nemen” (Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 17 februari 2023).
10.Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers: “Opvangnetwerk nog steeds onder druk” (23 november 2022), “Sluiting van het centrum in Bredene” (3 maart 2023), “Sluiting van het centrum in Theux” (14 april 2023), “4000 opvangplaatsen gecreëerd in 2022” (18 januari 2023).
11.Cursivering door de rechtbank.
12.AIDA, Country Report: Belgium (2022 update).