ECLI:NL:RBDHA:2024:10589
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning en inreisverbod in het kader van artikel 8 EVRM
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'humanitair niet-tijdelijk' en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, geboren in 1979 en van Turkse nationaliteit, had eerder een verblijfsvergunning in Nederland, maar deze werd ingetrokken na zijn vertrek uit Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser afgewezen en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 6 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM correct heeft uitgevoerd. Eiser heeft niet aangetoond dat hij sterke banden met Nederland heeft en het contact met zijn minderjarige dochter is marginaal. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen en het inreisverbod heeft opgelegd. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.