ECLI:NL:RBDHA:2024:10582
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een mvv-aanvraag in het kader van nareis en de toepassing van artikel 16 van de Gezinsherenigingsrichtlijn
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, een Jemenitische vrouw, had haar aanvraag ingediend om bij haar partner, referent, in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er geen feitelijke gezinsband zou zijn aangetoond tussen eiseres en referent ten tijde van de binnenkomst van referent in Nederland. De rechtbank behandelt de zaak op 6 februari 2024 en concludeert dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een feitelijke gezinsband. De rechtbank wijst erop dat het huwelijk van eiseres en referent, dat 27 dagen voor de inreis van referent in Nederland is voltrokken, niet voldoende is om een feitelijke gezinsband aan te nemen, vooral gezien het feit dat zij elkaar sinds 2014 niet meer in persoon hebben gezien. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag in overeenstemming is met de Gezinsherenigingsrichtlijn en dat het beleid van verweerder niet in strijd is met deze richtlijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.