ECLI:NL:RBDHA:2024:10563
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 17 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvragen. De rechtbank heeft de zaak op 5 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eisers als verweerder aanwezig waren.
Eisers, afkomstig uit Moldavië, hebben op 2 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar hun aanvragen zijn niet in behandeling genomen omdat eerder in Duitsland asiel is aangevraagd. De rechtbank overweegt of er sprake is van een procesbelang, aangezien verweerder heeft gesteld dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken. De rechtbank concludeert dat er wel degelijk procesbelang is en gaat over tot inhoudelijke beoordeling.
De rechtbank behandelt de argumenten van eisers, waaronder de stelling dat de overdracht aan Duitsland een reëel risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengt. De rechtbank oordeelt dat eisers niet voldoende hebben aangetoond dat Nederland het meest aangewezen land is voor de behandeling van de medische situatie van eiseres 2. Bovendien is er geen noodzaak voor het inschakelen van het BMA, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de overdracht aan Duitsland een aanzienlijke verslechtering van de gezondheidstoestand van eiseres 2 met zich meebrengt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris terecht de asielaanvragen niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank wijst ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.