ECLI:NL:RBDHA:2023:9070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
NL23.12814
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Duitsland onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze niet in behandeling genomen, met als reden dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit is genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van asielaanvragen ligt bij de lidstaat waar de asielzoeker eerder om asiel heeft gevraagd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarna de rechtbank de zaak op 9 juni 2023 heeft behandeld. Tijdens de zitting hebben zowel eiser als verweerder zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser, aangezien eiser eerder in Duitsland om asiel heeft gevraagd en de Duitse autoriteiten deze verantwoordelijkheid hebben aanvaard. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat er belemmeringen zijn voor zijn overdracht aan Duitsland, maar eiser is hierin niet geslaagd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er geen aanwijzingen zijn dat eiser in Duitsland onderworpen zal worden aan een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Eiser heeft niet aangetoond dat klagen in Duitsland voor hem onmogelijk of zinloos is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 juni 2023 door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. S.S. van der Velde. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12814
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek van eiser om internationale bescherming omdat eiser eerder in Duitsland om asiel heeft gevraagd en de Duitse autoriteiten de verantwoordelijkheid hebben aanvaard. In zijn algemeenheid mag verweerder ten aanzien van Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in dit geval niet kan.
2. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er belemmeringen bestaan om hem over te dragen aan Duitsland.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat uit eisers verklaringen niet valt af te leiden dat eiser in Duitsland onderworpen is geweest of zal worden aan een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Zoals verweerder terecht stelt, mag worden aangenomen dat eiser rechten als asielzoeker in Duitsland worden gerespecteerd. Daarbij heeft verweerder terecht overwogen dat eiser in Duitsland kon en kan klagen indien hij ontevreden is over zijn behandeling aldaar. Daarbij mag van eiser worden verwacht dat hij zich wendt tot andere of hogere instanties indien een klacht in eerste instantie niet leidt tot het beoogde resultaat. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen in Duitsland voor hem onmogelijk of zinloos is.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2023 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.