ECLI:NL:RBDHA:2024:10559
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door eiser, vertegenwoordigd door mr. E. El-Sharkawi. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder. Eiser had op 5 juli 2023 een aanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris als ongegrond werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de verweerder heeft op 25 augustus 2023 gemeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, wat leidde tot de vraag of eiser nog procesbelang had.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Dit geldt tenzij de vreemdeling kan aantonen dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde en dus nog steeds prijs stelt op de bescherming. De gemachtigde van eiser heeft echter op 7 december 2023 laten weten dat hij al geruime tijd geen contact meer kan krijgen met zijn cliënt.
Gelet op de MOB-melding en het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt.