ECLI:NL:RBDHA:2024:10559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL23.21981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door eiser, vertegenwoordigd door mr. E. El-Sharkawi. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder. Eiser had op 5 juli 2023 een aanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris als ongegrond werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de verweerder heeft op 25 augustus 2023 gemeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, wat leidde tot de vraag of eiser nog procesbelang had.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Dit geldt tenzij de vreemdeling kan aantonen dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde en dus nog steeds prijs stelt op de bescherming. De gemachtigde van eiser heeft echter op 7 december 2023 laten weten dat hij al geruime tijd geen contact meer kan krijgen met zijn cliënt.

Gelet op de MOB-melding en het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21981

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Bij besluit van 5 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Beide partijen hebben toestemming verleend om de zaak buiten zitting af te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 25 augustus 2023 bericht dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken (MOB-melding). Het is verweerder niet gebleken dat eiser zich inmiddels weer heeft gemeld. De rechtbank ziet zich daarom allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft.
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals de uitspraak van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579), moet er, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, in beginsel vanuit worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank bij bericht van 7 december 2023 laten weten dat hij sinds een aantal maanden geen contact meer kan krijgen met zijn client.
5. De rechtbank is, gelet op de MOB-melding en de verbreking van het contact van eiser met zijn gemachtigde, van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland en geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.