ECLI:NL:RBDHA:2024:10552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL24.15281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met problemen met Fulani herders en geloofwaardigheidsbeoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser heeft op 4 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 2 april 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 30 april 2024 behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De eiser stelt dat hij vreest voor Fulani-herders bij terugkeer naar Nigeria, na een gewelddadig voorval waarbij hij en zijn familieleden zijn aangevallen. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen met de Fulani-herders niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst op inconsistenties in de verklaringen van de eiser en de documenten die hij heeft overgelegd, die niet als voldoende bewijs worden gezien voor zijn asielrelaas.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de eiser niet als vluchteling kan worden aangemerkt en dat er geen reëel risico is op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15281

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Dalloesingh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 4 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 2 april 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, G. Neng als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1986. Hij heeft asiel aangevraagd omdat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest voor Fulani-herders. De vader, het broertje en eiser zelf zijn aangevallen door de Fulani herders na een ruzie. Een van de Fulani herders heeft eiser met de dood bedreigd.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met Fulani herders.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn door verweerder geloofwaardig gevonden. Verweerder heeft daarentegen de problemen met de Fulani herders niet geloofwaardig gevonden. Hierbij is onder meer van belang dat eisers verklaringen over de afgesneden hand van zijn vader niet overeenkomen met de door eiser overgelegde foto’s. Verder heeft eiser ongerijmde verklaringen afgelegd over het huis waar eiser heeft gewoond en dat door de Fulani herders zou zijn afgebrand en de verklaringen dat de huisbazin heeft gevraagd dit te herstellen. Eiser heeft ook wisselend verklaard over de manier waarop de Fulani herders hem zochten, de ontvoering en het verkrijgen van de foto’s als bewijsmateriaal. Tot slot onderbouwen de aangeleverde foto’s en documenten eisers problemen met de Fulani herders niet. Op grond van de geloofwaardige elementen kan eiser volgens verweerder echter niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag worden aangemerkt. Ook zijn deze elementen onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat verweerder in strijd met de samenwerkingsplicht heeft gehandeld. Verweerder heeft geen aandacht besteed aan de littekens van eiser die aan zijn asielrelaas zijn gerelateerd. Verweerder had vragen moeten stellen over deze littekens. Verder had verweerder het politierapport inhoudelijk moeten betrekken bij de beoordeling, dit moet ook als eiser niet aan het origineel kan komen. Ook is verweerder onvoldoende ingegaan op de verwondingen van de vader in relatie tot het asielrelaas. Verweerder had eiser een termijn moeten geven om nadere documenten aan te leveren. Eiser heeft alsnog in beroep aanvullende documenten ingebracht die bij de beoordeling moeten worden meegenomen. Verder voert eiser aan dat hij niet wisselend heeft verklaard. Zo heeft eiser heeft ten aanzien van de checkpoint in het nader gehoor aangegeven waartoe deze dienden. Er dient immers uit te worden gegaan van de laatste verklaring van eiser. Ook heeft eiser niet wisselend verklaard over waar hij verbleef. Eiser heeft juist verduidelijkt en aangetoond dat verweerder van een foute aanname uitgaat. Verweerder is onvoldoende ingegaan op de gedetailleerde feiten en omstandigheden die eiser heeft genoemd in de zienswijze. Tot slot heeft eiser bij terugkeer wel degelijk een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft de gevolgen bij terugkeer voor eiser onvoldoende meegewogen. Eiser wijst in dit kader naar de uitspraken van de Afdeling van 28 maart 2012 en 24 juni 2015. [3]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op omstandigheden die eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht, volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder voldoende gemotiveerd ingegaan op de door eiser in de zienswijze naar voren gebrachte punten. Het ligt vervolgens op de weg van eiser om in beroep te onderbouwen waarom deze motivering niet deugdelijk zou zijn.
Problemen met de Fulani herders
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte eisers gestelde problemen met de Fulani herders ongeloofwaardig vindt. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat enkele documenten gefingeerd (lijken te) zijn, dan wel overgelegd zijn als onderbouwing van het relaas terwijl deze al jaren eerder op internet stonden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het overleggen van deze documenten sterk afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Zo heeft verweerder één van de door eiser overgelegde foto’s op het internet teruggevonden met een bijna identieke foto. Deze foto is identiek op het hoofd van de persoon na die op de foto staat. Ook heeft eiser een foto overgelegd die verweerder op het internet heeft teruggevonden waarbij uit de internetpagina verwijzing valt af te leiden dat het gaat om coaches en voetbalspelers die in een bus zijn beschoten. Dit heeft dan ook geen raakvlakken met het asielrelaas van eiser. Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat de verklaringen van eiser over de afgesneden hand van zijn vader niet overeenkomen met de door eiser overgelegde foto’s. Eiser heeft namelijk in het nader gehoor verklaard dat de hand van zijn vader met een machete is afgesneden. [4] Op de door eiser overgelegde foto’s van zijn vader in het ziekenhuis is echter te zien dat de hand van de man op de foto nog aanwezig is. De stelling van eiser dat hij in de zienswijze heeft aangegeven dat zijn vaders hand niet volledig is afgehakt, maakt het voorgaande niet anders nu eiser dit in de correcties en aanvullingen had kunnen aangeven. Verweerder heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat eiser medische documenten had kunnen overleggen, omdat de vader van eiser volgens hem in het ziekenhuis is behandeld. Verder heeft verweerder bij de beoordeling van het asielrelaas kunnen betrekken dat eiser wisselend heeft verklaard over op welk adres hij daadwerkelijk woonde. In het aanmeldgehoor [5] heeft eiser verklaard dat het laatste adres waar hij woonde in Asaba was. In het nader gehoor [6] heeft eiser echter verklaard dat hij een huis in Asaba huurde en daar af en toe verbleef, maar dat hij altijd in het dorp was.
6.2.
Ook heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard ten aanzien van de checkpoints. Eiser verklaart eerst dat de Vigilante hem heeft gebeld om aan te geven dat de Fulani herders naar hem zochten en elk voertuig controleerden dat langs kwam [7] . Later in het gehoor verklaart eiser dat de checkpoints waren geplaatst door de Vigilante juist tegen de Fulani herders [8] . De stelling van eiser dat hij in het gehoor heeft aangegeven waar de checkpoints voor dienden en dat verweerder van de laatste verklaring uit had moeten gaan, volgt de rechtbank niet. Verweerder moet het gehele asielrelaas in samenhang beoordelen en is daarbij niet gehouden alleen de laatste verklaring te gebruiken als een vreemdeling wisselend of tegenstrijdig verklaard.
Zorgvuldigheid
7. Bij een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling dienen alle relevante omstandigheden van het geval te worden betrokken en in onderlinge samenhang te worden afgewogen. De rechtbank stelt vast dat verweerder de door eiser ingebrachte documenten heeft meegenomen in deze beoordeling en heeft niet enkel gesteld dat het kopieën zijn. Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht waarom de overgelegde foto’s en documenten ook vanwege hun inhoud niet kunnen worden gezien als een onderbouwing van het asielrelaas van eiser. De stelling van eiser dat verweerder in strijd met de samenwerkingsplicht heeft gehandeld volgt de rechtbank dan ook niet.
Nu verweerder niet ten onrechte de door eiser gestelde problemen met de Fulani herders ongeloofwaardig heeft gevonden, heeft verweerder dan ook niet hoeven toetsen of eiser in Nigeria vanwege deze problemen bescherming zou kunnen krijgen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 28 maart 2012, 201101753 en 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2087.
4.Nader gehoor, p. 5 en 7.
5.Aanmeldgehoor, p. 6.
6.Nader gehoor, p. 11.
7.Nader gehoor, p. 10.
8.Nader gehoor, p. 19 en 20.