ECLI:NL:RBDHA:2024:10540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL24.20182
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van biseksuele gerichtheid en geloofwaardigheidsbeoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Ghanese nationaliteit, heeft op 18 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 4 mei 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

Eiser vreest bij terugkeer naar Ghana te worden vermoord vanwege zijn biseksuele gerichtheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig acht, maar de biseksuele gerichtheid niet. Verweerder heeft gesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn geaardheid en onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens. Eiser heeft niet kunnen uitleggen hoe zijn biseksualiteit zich heeft ontwikkeld en heeft summier verklaard over zijn relatie met een andere man, [naam].

De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende redenen heeft om de biseksualiteit van eiser ongeloofwaardig te achten. Eiser heeft niet voldoende informatie verstrekt over zijn medische klachten en de mishandeling van [naam]. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht is, en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.20182 en NL24.20183

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imami).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij heeft op 18 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 mei 2024 deze aanvraag in algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de waarnemer van de gemachtigde van eiser mr. M.E. Muller, A.K. Umar als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998. Eiser vreest bij terugkeer dat hij vermoord wordt vanwege zijn biseksuele gerichtheid.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- biseksuele gerichtheid;
-problemen vanwege biseksuele gerichtheid.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser heeft verweerder geloofwaardig
gevonden. Verweerder heeft daarentegen de biseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig gevonden. Hierbij is volgens verweerder onder meer van belang dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn geaardheid. Ook heeft eiser oppervlakkig verklaard over het ontdekken van zijn geaardheid, zijn seksuele ervaringen en het moment waarop hij realiseerde dat hij ook op mannen valt. Ook heeft eiser summier en ongerijmd verklaard over zijn relatie met [naam] . Verder blijkt niet dat eiser kennis heeft van de situatie voor homoseksuelen in Canada/Nederland en Ghana. Ten aanzien van de problemen vanwege zijn biseksuele gerichtheid heeft verweerder van belang geacht dat eiser onduidelijk heeft verklaard hoe zijn ouders erachter zijn gekomen dat hij een relatie had met [naam] . Verder verklaart eiser summier over de mishandeling van [naam] door zijn familie. Ook heeft eiser geen documenten overgelegd met betrekking tot zijn medische klachten. Tot slot heeft eiser summier verklaard over zijn medische klachten en zijn ziekenhuisbezoek.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat hij in de zienswijze is ingegaan op het standpunt van verweerder dat er sprake zou zijn van wisselende verklaringen over zijn geaardheid. Eiser benadrukt dat verzoeker heeft verklaard biseksueel te zijn en niet homoseksueel. Bovendien kan het zo zijn dat de tolk is uitgegaan van homoseksualiteit. Ten aanzien van zijn biseksuele gerichtheid voert eiser aan dat hij binnen zijn referentiekader wel inzichtelijk heeft gemaakt met zijn verklaringen hoe hij besef heeft gekregen dat hij gevoelens voor mannen heeft gekregen en hoe deze gevoelens zich hebben ontwikkeld. Daarnaast is de opmerking van verweerder dat er geen sprake zou zijn van een zekere afhankelijkheid van [naam] in strijd met hetgeen verweerder in het besluit heeft genoemd. Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de achtergrond van eiser en onvoldoende gemotiveerd wat eiser meer had kunnen verklaren. Verweerder werpt eiser ten onrechte tegen dat hij niet kan benoemen wanneer hij voor het eerst intiem is geweest met [naam] . Ook is onduidelijk waarom verweerder aan eiser tegenwerpt dat hij geen kennis heeft van Ghanese wetgeving omtrent biseksualiteit Het hebben van deze kennis is immers geen vereiste voor het zijn van biseksueel. Dat eiser in Nederland niet op zoek is gegaan naar LHBTI organisaties is niet opmerkelijk nu eiser nog steeds gedetineerd is en op weg was naar Canada. Bovendien kan het niet van te voren informatie opzoeken over LHBTI organisaties niet leiden tot de conclusie dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn. Ten aanzien van de problemen vanwege eisers biseksualiteit heeft verweerder niet aan eiser mogen tegenwerpen dat hij weinig informatie heeft gegeven over de mishandeling van [naam] . Tot slot heeft eiser de documenten met betrekking tot zijn medische klachten niet bewaard, omdat hij niet had verwacht dat hij die nodig zou hebben in de toekomst. Dat eiser deze documenten niet kan overleggen mag hem dan ook niet worden tegengeworpen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Biseksuele gerichtheid en voortvloeiende problemen
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte eisers gestelde biseksualiteit ongeloofwaardig vindt. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
5.1.
Verweerder heeft kunnen betrekken dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij besef heeft gekregen van zijn biseksuele gerichtheid. Zo is aan eiser tijdens het nader gehoor gevraagd om inzichtelijk te maken hoe zijn gevoelens zich in een paar maanden tijd zodanig hebben kunnen ontwikkelen dat hij bereid was intiem te zijn met [naam] en dat hij besefte dat hij ook gevoelens heeft voor mannen. Eiser verklaart hierop dat hij denkt dat het door God was bestemd. De hoormedewerker heeft gevraagd om meer te verklaren waarop eiser verklaart dat hij het eerst niet wilde en daarna wel en dat het door god bestemd is. Hiervoor heeft eiser echter geen duidelijke verklaring kunnen geven. Verweerder heeft dan ook kunnen vinden dat deze verklaringen niet duidelijk maken waarom eiser daadwerkelijk besloot om intiem te worden met [naam] en hoe dit moment heeft geleid tot zijn besef om ook op mannen te vallen. Verweerder heeft verder, ongeacht de aard van de relatie kunnen betrekken dat juist vanwege eisers achtergrond, en daarmee zijn opvattingen over relaties tussen mannen, van eiser mag worden verwacht dat hij kan uitleggen hoe het was om biseksuele gevoelens te krijgen, terwijl aan eiser is verteld dat die gevoelens niet goed zijn. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaring van eiser dat hij het intieme gevoel als prettig en normaal heeft ervaren geen inzicht geeft in de ontwikkeling van eisers biseksuele gevoelens. Uit de WI 2019/17 volgt dat er wordt gezocht naar persoonlijke verklaringen en niet naar standaardantwoorden. Bovendien is tijdens het nader gehoor meerdere keren, en op verschillende wijze door de hoormedewerker doorgevraagd wanneer eiser standaard en algemene antwoorden gaf. De verklaringen van eiser dat het in het begin raar was, maar na een tijdje normaal [2] heeft verweerder dus niet voldoende kunnen vinden.
5.2.
Verder is de rechtbank van oordeel dat, los van het feit dat eiser niet concreet heeft gemaakt wat verweerder niet goed heeft gedaan bij de beoordeling, verweerder bij zijn beoordeling van de verklaringen van eiser voldoende rekening heeft gehouden met de herkomst, afkomst en achtergrond van eiser. De rechtbank heeft er begrip voor dat eiser niet gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. Dit neemt echter niet weg dat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van seksuele gerichtheid de nadruk ligt op de eigen persoonlijke beleving ten aanzien van die gerichtheid. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] volgt namelijk dat seksuele gerichtheid als asielmotief zich minder leent voor bewijsvoering dan andere asielmotieven omdat het immers gaat om wat iemand innerlijk voelt. Het is daarom van wezenlijk belang dat eiser met zijn verklaringen inzicht geeft in zijn eigen persoonlijke ervaringen, belevingen en gevoelens. Het rapport waar eiser naar heeft verwezen, maakt het voorgaande niet anders. Het rapport ziet namelijk op het feit dat bij Oegandezen seksuele handelingen worden gelinkt aan verklaringen over bewustwording. Eiser komt echter uit Ghana.
5.3.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoende heeft verklaard over [naam] . Zo verklaart eiser dat hij samen met [naam] gesprekken had, maar weet hij niet waarover hij met [naam] heeft gesproken. Ook weet hij niet wanneer [naam] is geboren, of [naam] een opleiding heeft gehad en hoeveel broers/zussen [naam] heeft. Verweerder had in redelijkheid van eiser mogen verwachten dat hij meer over [naam] zou kunnen vertellen, aangezien eiser van 2018 tot 2022 bij [naam] heeft gewoond en een intieme relatie met hem zou hebben gehad.
5.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft betrokken dat eiser summier heeft verklaard over de situatie van LHBTI’ers in Canada en Ghana. Eisers stelling dat kennis van de wetgeving in Ghana geen vereiste is voor een biseksuele gerichtheid, maakt niet dat niet kan worden verwacht dat eiser kennis heeft van wetgeving omtrent biseksualiteit. Juist in het geval waarin eiser voor zijn leven vreest met betrekking tot zijn gestelde biseksuele gerichtheid. De enkele verklaring dat het niet veilig is in Ghana heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Verder volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat het niet van te voren uitzoeken of er een LHBTI organisatie in Canada aanwezig is niet kan leiden tot het ongeloofwaardig vinden van eisers verklaringen. Verweerder heeft van eiser kunnen verwachten dat hij enige kennis heeft over de situatie in Canada, aangezien dit eisers eindbestemming was en hij juist naar Canada wilde vluchten om daar in vrijheid zijn seksuele gerichtheid te kunnen uitoefenen. Dat eiser dat geen kennis heeft van LHBTI organisaties in Canada heeft verder op zichzelf niet geleid tot het ongeloofwaardig vinden van de verklaringen van eiser. Verweerder heeft namelijk alle verklaringen in samenhang beoordeeld.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder de biseksuele gerichtheid van eiser en de problemen die daaruit voortvloeiden ook op grond van andere minder overtuigende argumenten ongeloofwaardig heeft gevonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter met de hiervoor benoemde argumenten voldoende gemotiveerd dat eisers biseksuele gerichtheid en de problemen die daaruit voortvloeien, ongeloofwaardig zijn. Zo heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegenwerpen dat hij geen inspanning heeft gelegd om aan zijn medische documenten te komen. Ook heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij meer kan verklaren over zijn ziekenhuisopname. Ten aanzien van de mishandeling van [naam] , heeft verweerder van eiser kunnen verwachten dat eiser meer informatie heeft over de mishandeling van [naam] . Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij tegen [naam] heeft gezegd dat hij weg wilde uit Ghana en dat [naam] eiser vervolgens heeft geholpen met zijn vertrek uit Ghana. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien waarom eiser niet meer informatie kan geven over het incident waardoor hij zijn land heeft verlaten. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder de aanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond, nu eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. [4]

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Nu hiermee op het beroep is beslist, bestaat er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie verslag nader gehoor, p. 20.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
4.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.