ECLI:NL:RBDHA:2024:10518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
09.111364-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval tussen twee fietsers met aanmerkelijk onvoorzichtig verkeersgedrag en zware verwondingen

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende een verkeersongeval tussen twee fietsers, dat plaatsvond op 29 januari 2023 te Ter Aar. De verdachte, een 28-jarige man uit Polen, fietste op de verkeerde weghelft en kwam in botsing met een tegemoetkomende fietser, die als gevolg van de aanrijding een partiële dwarslaesie opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van twee maanden op, omdat een taakstraf niet reëel werd geacht gezien de woonplaats van de verdachte in Polen en zijn afwezigheid tijdens de zitting.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van ruim 65.000 euro aan de benadeelde partij, die bestond uit zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor een deel niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, met uitzondering van de toegewezen schadeposten. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het letsel en de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende beperkingen ondervindt in zijn dagelijks leven. De rechtbank hanteerde daarbij de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en overwoog dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/111364-23
Datum uitspraak: 9 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] (Polen).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de raadsvrouw mr. W. van Nunen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (fiets), daarmede rijdende over de weg, de Westkanaalweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen: hij, verdacht aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- niet voldoende rechts heeft gereden waardoor hij op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer heeft gereden en/of
- niet tijdig tot stilstand heeft kunnen komen waardoor hij met zijn fiets in botsing is gekomen met een hem tegemoetkomende fietser, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [benadeelde partij] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) nekwervelfractu(u)r(en) en/of (een) borstwervelfractu(u)r(en) en/of (een) ribfractu(u)r(en), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop als bestuurder van een voertuig (fiets), daarmee rijdende op de weg, de Westkanaalweg, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdacht aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- niet voldoende rechts heeft gereden waardoor hij op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer heeft gereden en/of
- niet tijdig tot stilstand heeft kunnen komen waardoor hij met zijn fiets in botsing is gekomen met een hem tegemoetkomende fietser, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [benadeelde partij] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Volgens de officier van justitie is het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend aan te merken en is het ongeluk dus aan de schuld van de verdachte, als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), te wijten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De raadsvrouw heeft hiertoe ten aanzien van het primair ten laste gelegde gesteld dat niet kan worden bewezen dat het aan de schuld van de verdachte te wijten is dat het ongeval heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat niet bewezen kan worden dat er gevaar is veroorzaakt door de verdachte.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Toedracht van het ongeval
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. [benadeelde partij] fietste over de Westkanaalweg in de richting van in de richting van Ter Aar. De verdachte fietste in tegengestelde richting, aan de verkeerde kant van de weg. Toen zij beiden op een fietspad met twee rijstroken kwamen te rijden, reed de verdachte op de weghelft van [benadeelde partij] . [benadeelde partij] had oogcontact met de verdachte en ging ervan uit dat deze wel terug zou sturen naar zijn eigen weghelft. De verdachte stuurde echter niet naar zijn eigen weghelft waardoor zij met elkaar in botsing zijn gekomen.
Schuld
De rechtbank stelt vast dat de verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, dat de verdachte niet voldoende rechts heeft gereden en niet tijdig tot stilstand is gekomen waardoor hij in botsing is gekomen met [benadeelde partij] . De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte niet alleen op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, maar ook niet tijdig heeft teruggestuurd naar zijn eigen weghelft of tijdig heeft geremd toen hij bemerkte dat [benadeelde partij] op hem af kwam rijden. [benadeelde partij] moet al ruime tijd voor de verdachte zichtbaar zijn geweest en de verdachte moet [benadeelde partij] ook gezien hebben. Als gevolg van het aanmerkelijk onvoorzichtige en onoplettende verkeersgedrag van de verdachte is het ongeval ontstaan. Het ongeval is daarmee aan de schuld van de verdachte te wijten, als bedoeld in artikel 6 WVW.
Aard van het letsel
De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat door het ongeval bij [benadeelde partij] is veroorzaakt, te weten nekwervelfracturen, borstwervelfracturen en ribfracturen, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. [benadeelde partij] heeft als gevolg van dit letsel een partiële dwarslaesie opgelopen. Operatief ingrijpen was noodzakelijk en een lang revalidatietraject volgde, waarvan het uitzicht op herstel nog onduidelijk is.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 29 januari 2023 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (fiets), daarmede rijdende over de weg, de Westkanaalweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen: hij, verdacht aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- niet voldoende rechts heeft gereden waardoor hij op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer heeft gereden en
- niet tijdig tot stilstand heeft kunnen komen waardoor hij met zijn fiets in botsing is gekomen met een hem tegemoetkomende fietser, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [benadeelde partij] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten nekwervelfracturen en borstwervelfracturen en ribfracturen, werd toegebracht.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat aan de verdachte een taakstraf wordt opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Nadat hij al geruime tijd aan de verkeerde kant van de weg fietste, is de verdachte op zijn mountainbike in botsing gekomen het slachtoffer, die hem tegemoet reed op zijn racefiets. Het slachtoffer was al geruime tijd zichtbaar voor de verdachte en een botsing was te vermijden geweest als de verdachte voldoende rechts had gehouden of tijdig had teruggestuurd.
Het slachtoffer heeft door het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, namelijk een partiële dwarslaesie als gevolg van zes wervelfracturen. Het slachtoffer, destijds 53 jaar oud, heeft na een verblijf op de intensive care en de afdeling neurochirurgie vijf maanden doorgebracht in een revalidatiekliniek. Hij ondervindt nog steeds forse beperkingen aan armen en benen. Ondanks medicatie heeft hij nog steeds (zenuw)pijnklachten in de nek, de rug en de schouderregio met uitstraling, tintelingen en spasmes. Zijn leven is blijvend en ingrijpend veranderd. Zo is hij nu aangewezen op thuiszorg bij algemene dagelijkse levensverrichtingen, beweegt hij zich voort met een rollator of rolstoel en kan hij vele activiteiten, zoals zijn werk en hobby’s, niet meer ondernemen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 mei 2024. De verdachte is in Nederland niet eerder met justitie in aanraking gekomen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij na het ongeval op geen enkele manier heeft geprobeerd om in contact te komen met het slachtoffer, terwijl het de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat er sprake was van letsel bij het slachtoffer. Ook is de verdachte niet ter terechtzitting verschenen. Hierdoor heeft hij geen verantwoordelijkheid genomen voor het verkeersongeval dat hij heeft veroorzaakt.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Als uitgangspunt is daar vermeld een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank acht een taakstraf ook in deze zaak in beginsel passend. Toch zal zij daartoe niet overgaan, omdat zij – net als de officier van justitie – van oordeel dat er geen reëel vooruitzicht bestaat dat een eventuele taakstraf zal (kunnen) worden tenuitvoergelegd. De verdachte woont in Polen, en bovendien – blijkens de toelichting van de raadsvrouw – zeer afgelegen. Hij is niet ter terechtzitting is verschenen om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen en hij heeft dus ook niet zijn bereidheid tot het uitvoeren van een taakstraf getoond.
Oplegging van een geldboete zou geen recht doen aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Daarom acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf, voor de duur zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden. Een rijontzegging acht de rechtbank niet aangewezen, nu de verdachte het verkeersongeval heeft veroorzaakt op de fiets.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De vordering
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 175.601,49, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 140.601,49 aan materiële schade en € 35.000,00 aan immateriële schade.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot matiging van de post ‘aanschaf nieuwe auto’ met een bedrag van € 3.000,00, nu dit een nieuwere auto betreft dan de ingeruilde auto. De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling ervan gelet op de omvang en hoogte een onevenredige belasting van het strafgeding is. Subsidiair heeft de raadsvrouw de afwijzing bepleit van de vordering voor zover deze ziet op toekomstige schade, nu onduidelijk is hoe hoog de schade uiteindelijk zal zijn. Neurologisch gezien kan het wel tot vijf jaar na het ongeval duren voor er een goed beeld is ontstaan. Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde materiële schade heeft de raadsvrouw bepleit kritisch te kijken in hoeverre er sprake is van rechtstreekse schade). Voor zover van belang zal de rechtbank hierna per post het standpunt van de raadsvrouw bespreken.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank maken de omvang van de vordering en de hoogte van het gevorderde bedrag, op zichzelf nog niet dat het behandelen van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Daarbij komt ook betekenis toe aan het tijdstip van indiening en de mate waarin de verdediging tegen de vordering verweer heeft kunnen voeren. De vordering is ruim op tijd ingediend en de raadsvrouw heeft daartegen uitgebreid verweer kunnen voeren. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Zij zal de vordering per schadepost beoordelen.
Materiële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde
toekomstige schade(groot € 98.994,47) het volgende. Toekomstige schade kan op grond van artikel 6:105 van het Burgerlijk Wetboek “na afweging van goede en kwade kansen bij voorbaat geschieden”. Dat kan alleen als voldoende concreet onderbouwd wordt dat deze schade ook daadwerkelijk zal worden geleden. Zoals blijkt uit het namens de benadeelde partij overgelegde advies van de medisch adviseur van ARAG van 6 juni 2024, geven de neurologische klachten van de benadeelde partij aanleiding tot de meeste klachten en beperkingen en kan tot twee jaar na het initiële trauma verbetering van het neurotrauma optreden. Die periode is nog niet verstreken. Verder blijkt uit het advies dat de benadeelde partij recent is geopereerd aan een nekhernia (fixatie van een groot gedeelte van de nek) en dat de herstelperiode hiervoor redelijkerwijs één jaar na de operatiedatum is. Ook die termijn is nog niet verstreken. Hoewel voorzienbaar is dat de benadeelde partij ook in de toekomst te kampen zal hebben met aanzienlijke (fysieke) beperkingen en daaruit voortvloeiende schade als gevolg van het bewezen verklaarde, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de gevorderde schade ook daadwerkelijk in die grootte zal worden geleden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze betrekking heeft op de post toekomstige schade. De benadeelde partij kan zich, indien op een later moment nog meer schade ontstaat, wenden tot de civiele rechter.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post
medische kosten(voor zover het betreft het onderdeel tandartskosten), de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Zo is uit de factuur van de tandarts van 26 juli 2023 niet zonder meer op te maken dat de tandartskosten rechtstreeks verband houden met het schadeveroorzakende ongeval. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
medische kosten(voor zover het betreft de onderdelen: eigen risico 2023, eigen risico 2024, pedicure), is namens de verdachte niet voldoende gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 785,00). Dat het eigen risico voor 2024 nog niet is volgemaakt staat daaraan niet in de weg, nu met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat dat wel het geval kan zijn, gelet op de medische klachten van de benadeelde partij.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post
verlies aan verdienvermogen, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij had een tijdelijk arbeidscontract met [bedrijfsnaam] V.O.F. Dit contract is, zo komt naar voren in een door de benadeelde partij overgelegde brief, niet verlengd om bedrijfseconomische redenen. De stelling van de benadeelde partij dat het ongeval de werkelijke reden tot de niet-verlenging heeft gevormd is niet onderbouwd. De rechtbank volgt de benadeelde partij daarom niet in zijn stelling dat hij na juli 2023 een nieuw (jaar)contract bij [bedrijfsnaam] V.O.F. zou hebben gekregen en de verdiensten daaruit is misgelopen. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
zaakschade(kleding, fiets en overige goederen), is namens de verdachte niet voldoende gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 340,09).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
kosten geannuleerde reis, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 161,60).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
reiskosten, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 2.155,82).
Met betrekking tot de post
huishoudelijke hulpoverweegt de rechtbank het volgende. De benadeelde partij heeft schade gevorderd die bestaat uit huishoudelijk werk verricht door zijn partner gedurende drie uur in het weekend. Voor de hoogte van de schade is aansluiting gezocht bij de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp van de Letselschade Raad. Namens de verdachte is betwist dat dergelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank overweegt dat vaste rechtspraak is dat in geval van letselschade de kosten van huishoudelijke hulp en/of verzorging door de aansprakelijke partij aan de benadeelde moet worden vergoed indien deze niet langer in staat is de desbetreffende werkzaamheden zelf te verrichten, voor zover het gaat om werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin de benadeelde verkeert normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners. Dit is niet anders indien die werkzaamheden in feite worden verricht door personen die daarvoor geen kosten in rekening (kunnen) brengen. Gelet op het voorgaande, en nu op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, zal de rechtbank het gevorderde bedrag (€ 2.020,60) toewijzen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
verzorging/verpleging, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 1.682,29).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
daggeldvergoeding, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 3.028,00).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
badkamer en toilet, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 2.360,12).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
schilderwerkzaamheden, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 1.491,52).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
kosten keuring CBR, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 207,50).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
kosten aanvraag invalidenparkeerkaart, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 11,00).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
aangeschafte hulpmiddelen, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 7.583,14).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
kosten hydrotherapie, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 168,50).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
aanschaf auto met een hogere instap, acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 8.199,00. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij vanwege zijn medische klachten die het gevolg zijn van het ongeval, aangewezen is op een auto met een hogere instap. De rechtbank merkt de meerprijs die de benadeelde partij moet betalen na inruil van zijn oude auto, aan als rechtstreekse schade. Wel wordt hierop een correctie wordt gemaakt nu nieuwe auto een recenter bouwjaar heeft en een hogere economische waarde vertegenwoordigt. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de ANWB-koerslijsten (een openbare bron). Het verschil in dagwaarde tussen beide auto’s bedraagt € 7.300,00. Het gevorderde bedrag van € 15.499,00 zal daarom met dit bedrag worden verminderd tot € 8.199,00. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
kosten carwash, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag (€ 195,00).
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 35.000,00 billijk. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder acht geslagen op de ingrijpende gevolgen van het letsel voor de benadeelde partij, zoals hiervoor onder 6.3. uiteen is gezet.
Totaal toe te wijzen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 65.389,18, bestaande uit € 30.389,18 aan materiële schade en € 35.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 29 januari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 65.389,18, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde partij] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] deels toe tot een bedrag van € 65.389,18 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde partij] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 65.389,18 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 336 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.E. Bakels, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2024.
Bijlage: bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023029687-1, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 62).
1. Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] , opgemaakt op 16 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 53-54):
Op zondag 29 januari 2023, omstreeks 13:00 uur, reed ik over de Westkanaalweg te Ter Aar, komende uit de richting van Nieuwveen en gaande richting Ter Aar. Ter hoogte van Papenveer was er een vrij liggend fietspad naast de rijbaan, hier fietste ik op. Toen ik ter hoogte van het zijkanaaltje van het Aarkanaal kwam, hiermee bedoel ik ter hoogte van de eerste kruising van autoverkeer, zag ik een tegenligger aankomen. Toen ik de brug overreed zag ik de tegenligger al aan komen rijden aan de vanaf mijn positie gezien rechterzijde van de weg. Hij fietste aan mijn kant van de weg. De tegenligger zwabberde wat en kwam op mijn weghelft terecht. Ik had oogcontact met hem hij keek mij aan, hij ging niet terug naar zijn eigen weghelft. Hij zat mij een soort van verward aan te kijken. Ik moest op dat moment besluiten wat ik ging doen, in eerste instantie dacht ik zal ik naar links gaan om hem te passeren op zijn weghelft, echter ik besloot toch op mijn eigen helft te blijven want ik dacht dat hij wel terug zou sturen naar zijn eigen weghelft.
Ik had mijn handen wel aan mijn remmen, ik remde niet omdat ik dacht dat hij terug zou sturen. Op het laatste moment vlak voor de aanrijding stuurde hij recht op me in. Ik riep op dat moment nog "wat doe je". Vervolgens reden we tegen elkaar aan en vloog ik door de lucht.
De gevolgen van deze aanrijding zijn behoorlijk, ik heb een dwarslaesie overgehouden aan deze aanrijding.
2. Een geschrift, te weten letselbeschrijving [benadeelde partij] opgesteld door S.M. Khargi, forensisch arts, op 7 april 2023, voor zover inhoudende (p. 44-45):
1. Onderzoek, waargenomen letsel en behandeling
De volgende afwijkingen werden geconstateerd:
Nekwervelkolom
• Een botbreuk in de eerste nekwervel zonder ontzetting (Dwarse fractuur door de massa lateralis van C1 aan de craniale zijde doorlopend tot aan het foramen transversarium zonder dislocatíe);
• Botbreuken in de vierde nekwervel met verbreding van de ruimte tussen de derde en vierde nekwervel. (Superieure en inferieure hoek fractuur van het corpus C4. Enige verbreding van de discusruimte C3/C4);
• Een botbreuk in het doornuitsteeksel van de vierde nekwervel;
• Een botbreuk in het doornuitsteeksel van de zevende nekwervel waarbij de breukdelen maximaal 8 millimeter uit elkaar staan;
Borstwervelkolom
• Een botbreuk in het doornuitsteeksel van de eerste borstwervel waarbij de breukdelen maximaal 10 millimeter uit elkaar staan;
• Een botbreuk door het lichaam van de zesde borstwervel met enige wigvorming van de wervel met daarbij een bloeduitstorting voor de wervel;
• Een verticale breuk door de zevende borstwervel (Burst type fractuur met verticale split corpus Th 7, AO classificatie type A2).
Overige afwijkingen
• Botbreuken in de vierde en zesde rib links;
• Wat vocht in de borstholte en enig samenvallen van het longweefsel beiderzijds aan de achterzijde. Omdat de nekwervelkolom door de breuken instabiel was en omdat er aanwijzingen waren voor een kneuzing van het ruggenmerg is betrokkene werd op 29 januari 2023 geopereerd door de neurochirurg. Bij de operatie is er ruimte gemaakt in het wervelkanaal en zijn de derde, vierde en vijfde nekwervel gefixeerd.
2. Genezing en genezingsduur
Op 1 maart 2023 was nog onzeker of de kneuzing van het ruggenmerg volledig zou genezen of dat er blijvend schade is ontstaan. Het herstel van de operatie kan tot een jaar duren waarbij het tot vijf jaar kan duren voor er op neurologisch gebied een eindconditie is ontstaan.
3. Conclusie
Meerdere botbreuken in de wervelkolom waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk was. Daarnaast twee gebroken ribben. Uitzicht op een langdurig herstel en revalidatietraject.
3. De eigen waarneming van de rechtbank van de zich bij het dossier bevindende camerabeelden, gedaan op de terechtzitting van 25 juni 2024, voor zover inhoudende:
De camerabeelden zijn genomen vanaf de Vijfgatenbrug. Vanaf tijdsaanduiding 2023-1-29 13:06:31 is te zien dat een persoon op de Westkanaalweg aan komt fietsen richting de camera aan de voor diegene linkerzijde van de weg. Op het moment dat deze persoon naar links wordt geleid, naar een vrij liggend fietspad bestemd voor fietsers in beide richtingen, fietst deze persoon nog een klein stukje parallel aan de belijning aan de voor diegene rechterzijde van het fietspad, waarna de persoon naar links stuurt en terecht komt op de strook voor het tegemoetkomende fietsverkeer. Aan dezelfde zijde van dit fietspad, maar uit de tegenovergestelde richting, komt een andere persoon aanfietsen op een racefiets. De twee personen komen met elkaar in botsing.