ECLI:NL:RBDHA:2024:10517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
09.341290-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling tijdens kerstviering met familie

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op Eerste Kerstdag 2023 in Delft zijn schoonbroer heeft gestoken. De verdachte, die zich in een situatie van conflict bevond, heeft tijdens een ruzie een vleesmes gepakt en zijn schoonbroer, [naam 1], in de buik gestoken, wat leidde tot levensbedreigend letsel. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer van de verdachte niet kon worden gehonoreerd, omdat zijn reactie niet in verhouding stond tot de aanvallen die hij had ondergaan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en mishandeling van een tweede slachtoffer, [naam 2], die ook verwondingen opliep tijdens het incident. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van ruim 16.000 euro betalen aan het eerste slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet als eerste geweld had gebruikt, maar dat zijn reactie disproportioneel was en dat hij een ernstige inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De zaak benadrukt de gevolgen van geweld binnen de huiselijke kring, vooral tijdens een feestelijke gelegenheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/341290-23
Datum uitspraak: 9 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats 1] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 9 april 2024 (pro forma) en 25 juni 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door de raadsman mr. E.R. Weening naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2023 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam 1] , meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp, heeft gestoken/gesneden in zijn buik, althans zijn bovenlichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 december 2023 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam 2] , meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp, heeft gestoken/gesneden in zijn arm en/of been, althans in zijn lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 december 2023 te Delft [naam 2] heeft mishandeld door die [naam 2] meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp, te steken/snijden in zijn arm en/of been, althans in zijn lichaam.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 (impliciet primair) en 2 primair ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 (impliciet primair) ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet uit het dossier blijkt dat de verdachte het opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [naam 2] . Uit de verklaring van [naam 2] , die er kort gezegd op neer komt dat de verdachte met een mes heeft gezwaaid en dat [naam 2] een afwerende beweging heeft gemaakt, noch uit de aard van het bij [naam 2] aangetroffen letsel, te weten twee oppervlakkige wondjes aan de arm en het been, kan de rechtbank dit opzet afleiden. Dat geldt ook voor opzet in voorwaardelijke zin, omdat uit het dossier niet blijkt dat er een aanmerkelijke kans was dat [naam 2] in de gegeven omstandigheden door het zwaaien met het mes zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 impliciet primair
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 25 december 2023 in Delft [naam 1] (hierna: [naam 1] ) met een vleesmes heeft gestoken in diens buik. Als gevolg daarvan waren de darmen van [naam 1] deels zichtbaar, waaruit de rechtbank afleidt dat de verdachte diep gestoken moet hebben. Naar algemene ervaringsregels levert diep steken met een vleesmes in de buik een aanmerkelijke kans op de dood op: het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de nabijheid hiervan vitale organen en belangrijke (slag)aderen bevinden, die bij diep steken met een mes van enige omvang gemakkelijk geraakt kunnen worden. Als deze geraakt worden is in de regel sprake van een levensbedreigende situatie. Nu het algemene ervaringsregels betreft heeft iedereen, dus ook de verdachte, wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Nu de verdachte desondanks [naam 1] heeft gestoken, moet zijn handelen naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. De verdachte had dus voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 25 december 2023 in Delft [naam 2] met een mes heeft gestoken in diens arm en been, waardoor deze letsel heeft opgelopen. De rechtbank wijst hiertoe op de verklaring van [naam 2] die hij kort na de gebeurtenissen heeft afgelegd tegenover de politie alsmede op het bij [naam 2] door de politie geconstateerde (verse) letsel dat aansluit bij deze verklaring.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht de onder 1 impliciet primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 25 december 2023 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [naam 1] met een vleesmes heeft gestoken in zijn buik, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 december 2023 te Delft [naam 2] heeft mishandeld door die [naam 2] met een vleesmes te steken in zijn arm en been.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hem een beroep op noodweer toekomt. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte aanhoudende harde vuistslagen kreeg van [naam 1] , terwijl hij door een ander werd vastgehouden en zich in een kleine ruimte bevond. Hij heeft een mes gepakt en om zich heen gezwaaid teneinde zich van zijn belagers te bevrijden en verdere klappen te voorkomen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een beroep op noodweerexces toekomt. Volgens de raadsman verkeerde de verdachte in doodsangst en handelde hij in paniek.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een noodweersituatie, omdat het handelen van de verdachte in de kern aanvallend was. Daarom komt hem geen beroep op noodweer of noodweerexces toe.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
Op grond van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet strafbaar hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Noodweer wordt begrensd door de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Dat betekent dat niet met een minder ingrijpend middel kon worden volstaan en dat het gebruikte geweld in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. Zijn de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden, dan is dat ingevolge het tweede lid van genoemd artikel niet strafbaar indien die overschrijding het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
Feitelijke toedracht
In de kern heeft de verdachte aan het beroep op noodweer ten grondslag gelegd dat hij herhaaldelijk werd geslagen door [naam 1] , dat zij in de keuken zijn beland, dat [naam 2] erbij kwam en zijn bovenlichaam vasthield terwijl hij door [naam 1] werd geslagen, dat [naam 2] en [naam 1] hem naar de grond wilden werken, dat hij een arm kon loswerken, een mes heeft gepakt en daarmee naar achteren heeft gestoken. De rechtbank stelt vast dat deze lezing van de verdachte slechts ten dele steun vindt in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Geen van de andere in de woning aanwezige personen heeft verklaard dat [naam 2] of enig ander persoon in de keuken aanwezig was toen de verdachte en [naam 1] daar waren. Dat de verdachte werd vastgehouden, komt in andere verklaringen evenmin terug. Daarbij komt dat de verklaring van de verdachte over hoe hij heeft gestoken, niet overeen lijkt te komen met het letsel van [naam 1] . Die heeft niet alleen een steekverwoning aan zijn buik opgelopen, maar ook een steekverwonding op zijn rug ter hoogte van zijn schouder. Bovendien heeft de verdachte over het steken niet consistent verklaard: bij de politie verklaarde hij over zijn schouder (bovenhands) naar achteren te hebben gestoken, maar ter terechtzitting heeft hij verklaard ter hoogte van zijn zij (onderhands) naar achteren te hebben gestoken. De rechtbank acht de lezing van de verdachte in zoverre dan ook niet aannemelijk geworden.
De rechtbank gaat, op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van de volgende feiten en omstandigheden. [naam 1] heeft op enig moment de verdachte beetgepakt en heeft hem klappen op zijn neus en mond gegeven. Er ontstond een worsteling en [naam 1] en de verdachte belandden in de keuken. Tijdens die worsteling heeft de verdachte een vleesmes van het aanrecht gepakt en [naam 1] hiermee meerdere keren gestoken.
Noodweer?
De rechtbank is van oordeel dat het slaan door [naam 1] een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte vormde. Nu de verdachte zich daaraan niet kon onttrekken, bestond voor hem een noodzaak tot verdediging. De verdachte heeft zich verdedigd door [naam 1] meerdere keren met een vleesmes te steken, waarvan één keer diep in de buik. Naar het oordeel van de rechtbank stond dat verdedigingsmiddel en de wijze van gebruik daarvan niet in een redelijke verhouding tot de ernst van de aanval, die in de kern bestond uit het slaan met blote handen door [naam 1] . Dat wordt nog eens onderstreept door het feit dat de verdachte ten gevolge van het slaan door [naam 1] alleen een bloedneus en een tand door de lip heeft opgelopen. Nu niet is voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit, wordt het beroep op noodweer verworpen.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Noodweerexces?
Aan het beroep op noodweerexces heeft de verdachte in de kern ten grondslag gelegd dat hij in doodsangst verkeerde, omdat hij werd vastgehouden terwijl hij werd geslagen en door meerdere personen naar de grond werd gewerkt. Nu de rechtbank die toedracht niet aannemelijk acht, acht zij ook niet aannemelijk dat de verdachte als gevolg daarvan in doodsangst verkeerde. Dat er bij de verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging die het directe gevolg was van het slaan door [naam 1] , acht de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting evenmin aannemelijk geworden. Het beroep op noodweerexces wordt eveneens verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, is de verdachte strafbaar.

5.De strafoplegging

5.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, kort gezegd: een meldplicht bij de reclassering, een alcoholverbod en een ambulante behandelverplichting (met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname).
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft hiertoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Wat een gezellige Eerste Kerstdag had moeten worden, is uitgelopen op een familiedrama. De verdachte was die dag in de woning van zijn vriendin, tevens moeder van zijn kinderen. Ook de familie van zijn vriendin was daar aanwezig, om gezamenlijk kerst te vieren. Na het avondeten, waarbij de verdachte stevig alcohol had gedronken, ontstond op enig moment onenigheid tussen de verdachte en zijn vriendin. De broer van zijn vriendin sprong ertussen en gaf de verdachte klappen in zijn gezicht. Zij raakten in een worsteling, die zich verplaatste naar de keuken. Daar pakte de verdachte een vleesmes van het aanrecht en stak hij de broer van zijn vriendin, onder andere in zijn buik. Vervolgens is hij zwaaiend met het mes naar de voordeur gelopen, waarbij hij de partner van de moeder van zijn vriendin oppervlakkige steekwonden in arm en been heeft toegebracht. Daarna is de verdachte de woning ontvlucht, heeft hij het mes weggegooid en heeft hij zelf 112 gebeld. Het letsel van de broer was levensbedreigend: zijn darmen hingen uit zijn buik. Hij is nog dezelfde avond geopereerd, waarbij 70 centimeter van zijn dunne darm is verwijderd. Dat het slachtoffer niet is overleden, is een geluk te noemen.
De verdachte heeft aldus een vergaande inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Voor de broer van zijn vriendin geldt dat hij een groot ontsierend litteken heeft op zijn buik en ook een half jaar later nog kampt met flinke psychische klachten. Bovendien vonden deze feiten plaats in de huiselijke kring en lagen verderop in de woning de kinderen van de verdachte te slapen. Uit het dossier blijkt dat de kinderen erg overstuur waren van de gebeurtenissen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 27 februari 2024. Hieruit blijkt niet dat de verdachte recentelijk met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 19 maart 2024. Hierin staat dat er bij de verdachte sprake lijkt te zijn van een vaardigheidstekort in het oplossen van interpersoonlijke problemen en in het hanteren van spanning en boosheid. Indien de verdachte alcohol gebruikt is er een grotere kans op gedragsproblemen. De reclassering adviseert om in geval van een veroordeling van de verdachte hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact, een alcoholverbod en een ambulante behandelverplichting. De verdachte heeft zich daarvoor gemotiveerd getoond.
Gezien de ernst van de feiten, in het bijzonder het onder 1 bewezen verklaarde feit, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die straf weegt de rechtbank als strafmatigend mee dat de verdachte weliswaar geen geslaagd beroep op noodweer of noodweerexces toekomt, maar dat hij niet degene was die als eerste geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft zelf ook enig letsel opgelopen, namelijk een bloedneus en een tand door zijn lip. Verder weegt de rechtbank de houding van de verdachte in zijn voordeel mee: de verdachte ziet in dat hij anders had moeten handelen en hij staat open voor hulpverlening. Ook heeft de rechtbank oog voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name de zorg die hij (mede) heeft voor zijn jonge kinderen. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend. Dit is een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank de ernst van de feiten hierin voldoende tot uitdrukking vindt komen. Ook betrekt de rechtbank daarbij dat zij voor het onder 2 bewezen verklaarde tot een lichtere kwalificatie komt dan de officier van justitie.
Van deze straf zal de rechtbank een deel, te weten zes maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar, en daarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden stellen. De rechtbank beoogt hiermee te bewerkstelligen dat de verdachte in de toekomst – ook in situaties van spanning of boosheid – niet nogmaals de fout in gaat.

6.De vorderingen van de benadeelde partijen

6.1.
De vorderingen
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 16.290,16, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 600,16 aan materiële schade en € 15.690,00 aan immateriële schade.
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 632,66, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 317,66 aan materiële schade en € 315,00 aan immateriële schade.
[naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 280,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
6.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] .
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 2] , met uitzondering van de gevorderde parkeer- en reiskosten.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam 4] .
6.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [naam 1] .
De raadsman heeft zich (in geval van bewezenverklaring van feit 2) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van benadeelde partij [naam 2] .
De raadsman heeft bepleit de vordering van [naam 4] af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu de gevorderde schade geen rechtstreeks gevolg is van hetgeen bewezen kan worden verklaard.
6.4.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [naam 1]
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten parkeer- en reiskosten in verband met bezoek in het ziekenhuis, de vordering afwijzen, omdat de benadeelde partij deze kosten niet zelf heeft gemaakt. Het betreft hier verplaatste schade in de zin van artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek, die ook door [naam 2] wordt gevorderd en die de rechtbank in het hierna volgende te zijnen bate zal toewijzen.
De vordering is voor het overige, te weten de posten ziekenhuisdaggeldvergoeding, kledingschade T-shirt en kledingschade jas, niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Het betreft hier rechtstreekse schade ten gevolge van het onder 1 (impliciet primair) bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal deze dan ook toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 435,00.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 (impliciet primair) bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 15.690,00 billijk. Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking. De benadeelde partij was levensbedreigend gewond. Hij is meteen geopereerd en bij de operatie is 70 centimeter van zijn dunne darm verwijderd. Op (middel)lange termijn bestaat er een verhoogd risico op verklevingen in de buik, met een grotere kans op onder andere een darmafsluiting door littekenweefsel en de noodzaak tot het uitvoeren van nieuwe operaties om deze weer op te heffen. De benadeelde partij heeft een groot ontsierend operatielitteken op de buik. Daarnaast is de benadeelde partij gediagnostiseerd met PTSS als gevolg van het steekincident. Sinds januari 2024 wordt hij hiervoor behandeld door een GGZ-psycholoog. Hij ondergaat EMDR (traumatherapie) en heeft ook een half jaar na het incident nog forse psychische klachten.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 16.125,00, bestaande uit € 435,00 aan materiële schade en € 15.690,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 25 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering grotendeels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 (impliciet primair) bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 16.125,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald,
ten behoeve van [naam 1] .
Ten aanzien van benadeelde partij [naam 2]
Materiële schade
De vordering is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit, ter grootte van de gevorderde bedragen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, acht de rechtbank het gevorderde bedrag billijk. Zij heeft daartoe in aanmerking genomen dat de benadeelde partij kleine steekverwondingen aan bovenbeen en arm heeft opgelopen en daarnaast enige tijd is behandeld door een fysiotherapeut voor schouderklachten.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 632,66, bestaande uit € 317,66 aan materiële schade en € 315,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 25 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 632,66, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .
Ten aanzien van benadeelde partij [naam 4]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Deze vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De rechtbank begrijpt dat de grondslag van de gevorderde immateriële schadevergoeding schokschade is. Uit de onderbouwing van de vordering kan echter onvoldoende blijken dat de benadeelde partij door de confrontatie met het bewezen verklaarde dan wel de directe gevolgen daarvan geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Dit betekent ook dat de benadeelde partij wordt veroordeeld in de kosten die de verdachte ter verdediging tegen de vordering heeft gemaakt, begroot op nihil.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft teruggave van zijn telefoon verzocht.
7.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder de verdachte inbeslaggenomen telefoon zal worden teruggegeven aan de verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de telefoon, merk/type: Samsung Ultra S22 (paars/roze met doorzichtig hoesje).

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 impliciet primair:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2 primair:
mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek of urineonderzoek;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
geeft opdracht aan Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, waarbij voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] deels toe tot een bedrag van € 16.125,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij [naam 1] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 16.125,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 113 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 632,66 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij [naam 2] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 632,66, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 4] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij [naam 4] in de kosten die de verdachte ter verdediging tegen de vordering heeft gemaakt, begroot op nihil;
gelast de teruggave aan de verdachte van de (op de kennisgeving van inbeslagneming genoemde), telefoon, merk/type: Samsung Ultra S22 (paars/roze met doorzichtig hoesje).
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J. van de Griend, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2024.
Mr. Van de Griend is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023401560, onderzoek DH5R023121/Fortnite, van de politie districtsrecherche Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 159). De inhoud hiervan is steeds zakelijk en verkort weergegeven.
De hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
1. Het proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] ( [naam 1] ), opgemaakt op 27 december 2023, voor zover inhoudende (p. 46-49):
V: kun je vertellen wat er die avond (25 december 2023) precies is gebeurd? A: Ik zag dat [de verdachte] op [getuige] afstapte en daarbij een dreigende houding aannam. Omdat ik aanvoelde dat dit uit de hand ging lopen, ben ik tussen [de verdachte] en [getuige] ingesprongen. Toen ik tussen beiden kwam, heb ik [de verdachte] vastgepakt en heb ik hem op zijn neus geslagen met mijn vuist. Ik wilde hem nog een klap geven, maar toen voelde ik een stekende pijn in mijn voorhoofd. Ik viel samen met [de verdachte] door die klap tegen de koelkast aan. Ik heb [de verdachte] toen nog een klap in zijn gezicht gegeven en toen zag ik dat [de verdachte] iets pakte links van de koelkast. Direct daarna voelde ik heftige pijn in mijn buik en liep [de verdachte] weg. Op dat moment keek ik naar mijn buik en zag ik dat mijn darmen uit mijn buik hingen. Ik besefte dat [de verdachte] mij had gestoken met een mes.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] ( [getuige] ), opgemaakt op 26 december 2023, voor zover inhoudende (p. 57-58):
Ik woon op de [adres] in Delft. Ik heb de familie uitgenodigd om kerst te vieren. De familie die er was, zijn mijn broer [naam 1] , mijn moeder [naam 3] , met haar vriend Michel. [de verdachte] , de vader van mijn twee jongste kinderen, en mijn vier kinderen. De sfeer was erg goed tot het gourmetten. Toen begon [de verdachte] met drinken maar hij drinkt behoorlijk snel en heeft een agressieve dronk. Ik zag dat mijn broertje [naam 1] opstond van de bank en tussen ons kwam staan. Ik zag dat er een gevecht ontstond tussen [naam 1] en [de verdachte] . Ze vielen samen de keuken in, tegen een rieten mand en daarna tegen de koelkast die in de hoek van de keuken stond. Daarna kwamen ze in de buurt van het keukenblad. Op het keukenblad lag een mes waar wij eerder op de avond ijs mee hadden gesneden. Ik zag dat [de verdachte] dit mes pakte en met dit mes op mijn broertje [naam 1] instak. Ik zag dat er ingewanden uit de zijkant van mijn broertje kwam. Ik zag dat [de verdachte] ook naar deze ingewanden keek en daarna vluchtte [de verdachte] weg.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 december 2023, voor zover inhoudende (p. 110-113):
Op dinsdag 26 december 2023 ben ik, verbalisant, ter plaatse gegaan op de [straatnaam] ter hoogte van nummer [huisnummer] te Delft. Bij het Operationeel Centrum was een melding binnengekomen dat meldster op het dak van haar schuur van [straatnaam] nummer [huisnummer] een mes zag liggen. Een dag eerder heeft zij dit mes niet zien liggen. Naar aanleiding van het vorengaande ben ik middels de hoogwerker van de brandweer op het dak van het schuurtje gaan kijken. Hier trof ik een mes aan, deze lag in een plas water wat op het dakje van de schuur stond.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 december 2023, voor zover inhoudende (p. 114):
Op dinsdag 26 december 2023, omstreeks 09.50 uur was ik, verbalisant, in de woning [adres] te Delft. Ik was aldaar bij de bewoonster, te weten [getuige] . Ik was in de woning om de bewoonster een inbeslaggenomen mes te tonen welke vermoedelijk gebruikt was bij een steekpartij eerder in de nacht, waarbij de broer van [getuige] ernstig gewond was geraakt. Ik toonde haar het inbeslaggenomen mes en hoorde [getuige] zeggen: "ja, dit mes komt uit mijn messenlade en door dit mes is mijn broer ernstig gewond geraakt" of woorden van gelijke strekking.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 december 2023, voor zover inhoudende (p. 103-104):
Omstreeks 23.40 uur werden wij gestuurd, door de centralist van het operationeel
centrum, naar de [adres] in Delft. Aldaar zou iemand neergestoken zijn. Ter plaatse liep ik, verbalisant Versteeg, naar de bovengenoemde woning. Ik zag in de
hal van de woning een man staan wie later bleek te zijn:
Naam: [naam 2] )
Geboortedatum: [geboortedag 2] -1965 (58) te [geboorteplaats 2] (Nederland).
Ik, verbalisant Versteeg, hoorde dat meneer [naam 2] zei dat hij ook was gestoken. Ik vroeg aan de man waar hij was gestoken en ik hoorde dat hij zei dat hij op zijn linker bovenbeen was gestoken. Ik keek naar de wond en zag een klein roodkleurig wondje. Ik zag dat het wondje ongeveer even groot was als de punt van een potlood. Ik zag dat de wond op het linker bovenbeen zat.
6. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 26 december 2023, voor zover inhoudende (p. 121-123):
Ik was kerst vieren bij [getuige] en [de verdachte] aan de [straatnaam] in Delft. We waren daar vanavond met [de verdachte] , [getuige] , [naam 1] , [naam 3] en ikzelf. Ik zag dat [naam 1] opstond van de bank en [de verdachte] naar achteren duwde. Hierop verdwenen [naam 1] en [de verdachte] uit mijn zicht omdat ze in de richting van de keuken bewogen.
Ineens hoorde ik [naam 3] schreeuwen ' [naam 2] kom! Help [naam 1] ! [naam 1] is gestoken!' Op dat moment ren ik naar binnen en zie ik [naam 1] op de grond zitten aan het einde van het aanrecht in de hoek van het keukenkastje en het raam. Ik zag [de verdachte] zwaaien met een lang keukenmes. Ik herkende het mes als het vleesmes waar ik eerder op de avond het vlees mee heb gesneden. Ik zag dat [de verdachte] het keukenmes in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat [de verdachte] steekbewegingen maakte met het mes in mijn richting. Ik zag dat [de verdachte] tijdens het maken van deze steekbewegingen mijn kant op kwam lopen. Ik probeerde de steekbeweging van [de verdachte] af te weren met mijn linker arm. [de verdachte] stond op allerlei manieren te zwaaien met het mes. Ik voelde op dat moment zelf niet dat hij me geraakt had. Vervolgens ging [de verdachte] naar buiten via de voordeur. Op dat moment voelde ik ineens wat prikken in mijn linker arm en in mijn linker bovenbeen. Hierop volgend ben ik naar mijn eigen arm en been gaan kijken. Ik zag dat ik op mijn arm een klein wondje en een bloeduitstorting had. Ook op mijn been zat een wondje en een bloeduitstorting. Ik zag ook dat er een gat in mijn broek zat op de plek waar ik een wondje op mijn been had. Op dat moment kwam ik er pas achter dat [de verdachte] mij twee keer heeft geraakt tijdens de steekbewegingen die ik heb geprobeerd af te weren.
7. Een geschrift, te weten een brief van dr. T. Hagenaars, traumachirurg werkzaam bij het Erasmus MC, van 26 maart 2024, voor zover inhoudende (los dossierstuk):
Naar aanleiding van uw verzoek om medische informatie d.d. 21-03-2024 betreffende dhr. [naam 1] , geboren [geboortedag 3] -1992, kan ik u het volgende melden. Patiënt is bij ons binnengebracht op 26-12-2023 en ook operatief behandeld op die datum. Patiënt kwam binnen met de ambulance en het medisch mobiel team. Hij was door iemand gestoken en vervolgens is er 112 gebeld. Bij aankomst van de ambulance was hij matig aanspreekbaar en had hij een steekverwonding links bovenin het abdomen waarbij de darmen op dat moment a vue waren. Op straat heeft hij reeds fibrinogeen gehad, veel pijnstilling en 2 erytrocyten concentraten. Hier was patiënt bij opvang ABCD stabiel. Hij had een scalp verwonding aan de rechterzijde van ongeveer 8 cm in lengte. Een steekverwonding bij de scapula rechts van ongeveer 3 cm in lengte en bij het abdomen de verwonding met evisceratie van de darm. Aanvullend werd er nog een thoraxfoto gemaakt waarbij geen verdere afwijkende bevindingen werden gedaan. Patiënt is direct operatief behandeld. Hierbij is bij multipele letsels van de dunne darm 70 cm dunne darm gereseceerd. Patiënt heeft vervolgens opgenomen gelegen tot 02-01-2024 waarbij hij een goed herstel liet zien. Hij is vrij snel daarna nog een keer opgenomen geweest in verband met koorts waarbij het daarna weer goed is gegaan.