ECLI:NL:RBDHA:2024:1048
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 26 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 20 december 2023 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank ambtshalve de vraag opgeworpen of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. De staatssecretaris heeft op 22 januari 2024 schriftelijk meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser kon geen contact met hem krijgen en heeft aangegeven dat eiser vermoedelijk met onbekende bestemming is vertrokken. Dit leidde tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.
De rechtbank concludeert dat, gezien de omstandigheden en de informatie van de gemachtigde van eiser, er van uit moet worden gegaan dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk beoordeelt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.