ECLI:NL:RBDHA:2024:10443
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid op grond van WBV 2023/3
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. Eiseres heeft haar asielaanvraag op 13 oktober 2023 ingediend, en volgens het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking is getreden, zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden verlengd. Dit betekent dat de Staatssecretaris tot uiterlijk 12 januari 2025 de tijd had om op de aanvraag te beslissen.
Eiseres heeft op 18 april 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze te vroeg is ingediend, aangezien de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die bevestigen dat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet van toepassing is. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en griffier L.M. Kalkman, en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.