ECLI:NL:RBDHA:2024:10379

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
NL24.7275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag tot vervanging of vernieuwing van een verblijfsdocument door eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 2 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot vervanging of vernieuwing van haar verblijfsdocument beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Özkara, heeft haar aanvraag ingediend op basis van de stelling dat zij al 50 jaar onder een andere identiteit leeft. De aanvraag werd eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het bezwaar daartegen ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor vervanging of vernieuwing van haar verblijfsdocument. Eiseres heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat eiseres haar identiteit moet laten wijzigen in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) voordat zij een verblijfsvergunning kan verkrijgen onder haar eigen naam. Eiseres heeft niet kunnen onderbouwen dat de staatssecretaris verplicht was om haar persoonsgegevens ambtshalve aan te passen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat zij geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7275

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres tot vervanging of vernieuwing van haar verblijfsdocument, op naam gesteld van [naam]. Deze aanvraag is bij besluit van 26 september 2023 afgewezen. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 20 februari 2024 het bezwaar daartegen ongegrond verklaard.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres tot vervanging of vernieuwing van haar verblijfsdocument. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij
tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Vorige procedures
3. Eiseres stelt dat zij de afgelopen 50 jaar met een andere identiteit heeft geleefd en dat zij [eiseres] is, met geboortedatum [geboortedatum 1] 1947, en niet [naam] met geboortedatum [geboortedatum 2] 1940, de naam van haar zus op grond waarvan eiseres destijds een verblijfsvergunning heeft gekregen. Zij heeft de afgelopen jaren door het voeren van verschillende procedures tevergeefs geprobeerd om dat hersteld te krijgen. Eiseres heeft eerder onder de naam [eiseres] een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen en het bezwaar daartegen ongegrond verklaard, omdat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft onder de naam [eiseres]. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft het door eiseres daartegen ingestelde beroep bij uitspraak van 28 juni 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de aanvraag terecht is uitgegaan van de gegevens uit de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) en dat, indien eiseres onder de naam en identiteit van [eiseres] een verblijfsvergunning wenst te verkrijgen, zij eerst haar identiteit dient te laten wijzigen in de BRP. Het door eiseres tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op 8 november 2021 ongegrond verklaard. Daarmee staat deze uitspraak in rechte vast.
3.1.
Eiseres heeft ook eerder (op 10 december 2020 en 1 december 2021) aanvragen ingediend voor vervanging of vernieuwing van het verblijfsdocument. De staatssecretaris heeft deze aanvragen afgewezen en met de besluiten van 29 juli 2021 en
2 mei 2022 de bezwaren tegen de afwijzingen ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het besluit van 29 juli 2021 is door eiseres ingetrokken. Het beroep tegen het besluit van 2 mei 2022 is door deze rechtbank bij uitspraak van 22 januari 2024 ongegrond verklaard. [2]
Huidige procedure
4. Eiseres heeft aan haar huidige aanvraag wederom ten grondslag gelegd dat op haar verblijfsdocument onjuiste identiteitsgegeven staan. Zij wenst nu onder haar eigen naam en identiteit, [eiseres], een verblijfsdocument te verkrijgen.
Heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking
komt voor vervanging of vernieuwing van het verblijfsdocument?
5. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderkend dat uit de door haar overgelegde stukken, waaronder een biometisch paspoort en verschillende aktes, volgt dat [naam] en [eiseres] dezelfde persoon zijn. De staatssecretaris beschikt over deze gegevens en het is onduidelijk waarom de staatssecretaris weigert de identiteitsgegevens zelf aan te passen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 januari 2019 volgt volgens eiseres niet dat een verzoek tot wijziging van de identiteitsgegevens bij het college van burgemeesters en wethouders moet worden ingediend. Ook ontbreekt een wettelijke grondslag waaruit blijkt dat de gemeente de gegevens moet aanpassen. Daarnaast volgt uit artikel 3.97 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) dat het feit dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt er niet toe leidt dat de
verblijfsvergunning niet vernieuwd wordt. Dit feit is ook verjaard. Daarbij is de
staatssecretaris op de hoogte van de juiste gegevens van eiseres en mag redelijkerwijs van
hem worden verwacht dat hij haar gegevens ambtshalve wijzigt.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het
standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor het vervangen of vernieuwen van haar verblijfsdocument. Eiseres heeft namelijk geen rechtmatig verblijf in Nederland op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. [naam] heeft wel rechtmatig verblijf in Nederland. Anders dan eiseres stelt, staat niet vast dat [naam] en [eiseres] dezelfde persoon zijn.
5.2.
Eiseres wordt niet gevolgd in haar betoog dat de staatssecretaris gehouden was om de persoonsgegevens te wijzigen. Zoals uit de eerdere uitspraak van deze rechtbank volgt, moet een verzoek tot wijziging van de persoonsgegevens in de BRP ingevolge de Memorie van Toelichting bij de Wet basisregistratie personen worden ingediend bij het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente waar de aanvrager woont. Eiseres is er niet in geslaagd om gronden aan te voeren waarom de rechtbank hier nu anders over zou moeten oordelen dan in haar eerdere uitspraak. [3]
5.3
Ook uit de eerdere uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 juni 2021 volgt, onder verwijzing naar de Afdelingsuitspraak van 30 januari 2019, dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat als eiseres een verblijfsvergunning wil verkrijgen onder de naam [eiseres], zij haar identiteit via het college van burgemeesters en wethouders in de BRP moet laten wijzigen. De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet, omdat zij er niet in is geslaagd om te onderbouwen dat er voor de staatssecretaris een bevoegdheid bestaat om de persoonsgegevens van eiseres (op deze grond) aan te passen. [4]
5.4
De rechtbank oordeelt verder dat het beroep van eiseres op artikel 3.97 van het Vb
2000 iedere relevantie mist en daarom niet kan slagen. Hiervoor verwijst zij naar de motivering in haar eerder gedane uitspraak. [5] Eiseres heeft geen gronden aangevoerd waardoor de rechtbank hier nu anders over zou moeten oordelen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt hierdoor geen vergoeding voor haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Rb. Den Haag zp, Arnhem, 22 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:785.
3.Rb. Den Haag zp, Arnhem, 22 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:785, r.o. 6.3.
4.Rb. Den Haag zp, Arnhem, 22 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:785, r.o. 6.4.
5.Rb. Den Haag zp, Arnhem, 22 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:785, r.o. 6.5.