ECLI:NL:RBDHA:2024:10368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
NL24.13360, NL24.13362, NL24.13363 en NL24.13364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag gezinshereniging en oplegging van dwangsom

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van vier eisers tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze volgens hen niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De eisers hebben verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is verleend. De Staatssecretaris heeft aangegeven het first-in first-out principe te hanteren voor nareiszaken, maar heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank oordeelt dat eisers geen procesbelang hebben bij meer dan één beroep tegen het niet tijdig beslissen en behandelt alleen het beroep met zaaknummer NL24.13360 inhoudelijk.

Eisers hebben hun aanvraag op 15 juni 2023 ingediend, en de Staatssecretaris had uiterlijk binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is met drie maanden verlengd, maar eisers hebben de Staatssecretaris op 18 februari 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De rechtbank draagt de Staatssecretaris op om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien er nader onderzoek nodig is, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak gebeuren. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eisers worden vergoed tot een bedrag van € 437,50.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.13360, NL24.13362, NL24.13363 en NL24.13364
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser 1],
V-nummer: [V-nummer 1] ,
[eiser 2],
V-nummer: [V-nummer 2] ,
[eiser 3],
V-nummer: [V-nummer 3] ,
[eiser 4],
V-nummer: [V-nummer 4] ,
samen te noemen: eisers (gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen die eisers hebben ingediend, omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹

Overwegingen

2. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eisers hebben voldoende aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoen. De rechtbank verleent eisers daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
3. Verweerder heeft kenbaar gemaakt dat hij vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe hanteert. In verband met deze nieuwe werkwijze verzoekt
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
verweerder de rechtbank primair om beroepen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen in nareiszaken aan te houden tot het moment dat verweerder de betreffende zaken zal gaan behandelen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet- tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
4. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.² Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.³
Is er sprake van procesbelang bij alle beroepen?
5. Eisers hebben in totaal vier beroepen ingediend met dezelfde strekking, namelijk dat verweerder niet op tijd heeft beslist op een en dezelfde aanvraag. De rechtbank overweegt dat eisers géén procesbelang hebben bij meer dan één beroep tegen het niet tijdig beslissen. Daarom behandelt de rechtbank verder in deze uitspraak alleen het beroep met zaaknummer NL24.13360 inhoudelijk. De beroepen met zaaknummers NL24.13362, NL24.13363 en NL24.13364 zijn niet-ontvankelijk.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
6. Eisers hebben op 15 juni 2023 hun aanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag dezelfde dag ontvangen. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen.⁴ Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eisers hebben verweerder op 18 februari 2024 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook hebben eisers meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.⁵ In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.⁶
8. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.⁷ De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
9. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. De stand van zaken in het dossier van eisers is dus onduidelijk. De rechtbank vindt het passend om te bepalen dat verweerder
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4 Artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).0
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen. Dit ligt anders als verweerder binnen die termijn besluit tot nader onderzoek en dat schriftelijk aan eisers meedeelt. In dat geval moet het besluit binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt.
Legt de rechtbank aan verweerder een rechterlijke dwangsom op?
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.⁸
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk hebben en dat verweerder binnen de onder rechtsoverweging 8 genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen met zaaknummers NL24.13362, NL24.13363 en NL24.13364 niet- ontvankelijk;
  • verklaart het beroep met zaaknummer NL24.13360 gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien binnen die termijn wordt besloten dat nader onderzoek moet plaatsvinden en dat aan eisers schriftelijk is meegedeeld, dan moet het besluit binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 juni 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.