ECLI:NL:RBDHA:2024:10324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
NL24.16219, NL24.16221, NL24.16228 en NL24.16232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen en de geldigheid van beslistermijnen

Op 26 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, die asiel aanvragen hadden ingediend, beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, stelden dat de beslistermijnen van hun aanvragen niet geldig waren verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking trad. Dit besluit verlengde de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvragen van eisers, ingediend op 5 augustus 2023, onder de reikwijdte van dit besluit vallen. Hierdoor was de beslistermijn verlengd en diende de Staatssecretaris uiterlijk op 5 november 2024 te beslissen op de aanvragen.

De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van 17 februari 2024 te vroeg was ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Dit betekende dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde de beroepen van eisers niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank niet inging op de inhoud van de beroepen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, 26 juni 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16219, NL24.16221, NL24.16228 en NL24.16232
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser 1],
V-nummer: [V-nummer 1]
[eiser 2],
V-nummer: [V-nummer 2]
[eiser 3], V-nummer: [V-nummer 3]
[eiser 4],
V-nummer: [V-nummer 4]
samen te noemen: eisers (gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun afzonderlijke aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: de aanvragen).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.²
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.³ Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eisers betwisten dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eisers vinden daarom dat verweerder met de WBV 2023/3 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij verweerder niet prematuur in gebreke hebben gesteld. Eisers verzoeken de rechtbank om de beroepen gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 2024.⁴ Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eisers hebben op 5 augustus 2023 hun asielaanvragen ingediend. De asielaanvragen van eisers vallen dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in hun zaken met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 5 november 2024 op de aanvragen moet beslissen. De ingebrekestelling van 17 februari 2024 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 juni 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.