In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om de behandeling van het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om voortvarend te beslissen zou wegnemen.
De rechtbank oordeelt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt gelijk, en verweerder wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van € 437,50 en het griffierecht van € 187,-. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 10 juni 2024.