Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 1979 en de Iraanse nationaliteit te hebben. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum 2] 1988 en de Iraakse nationaliteit te hebben. Zij hebben op 6 oktober 2021 opvolgende asielaanvragen in Nederland ingediend. Eisers hebben verklaard dat een meldplicht op hun van toepassing is in Iran en dat eiser door de Iraanse autoriteiten is gedagvaard omdat zij niet hebben voldaan aan deze meldplicht. Bij het indienen van de opvolgende asielaanvragen, hebben eisers drie nieuwe documenten overgelegd. Zij stellen dat dit dagvaardingen van 14 december 2015, 30 augustus 2016 en 31 januari 2018 zijn. In deze dagvaardingen staat dat eiser moet verschijnen bij de openbare revolutionaire rechtbank van de provincie Ilam met als reden om een aantal zaken te verduidelijken. In de dagvaarding van 31 januari 2018 staat ook een waarschuwing dat een verstekvonnis zal worden uitgesproken indien eiser niet verschijnt. Eisers vrezen bij terugkeer naar Iran voor (strafrechtelijke) vervolging en voor hun leven.
2. Verweerder vindt het ongeloofwaardig dat eiser is gedagvaard vanwege het niet nakomen van de meldplicht. Daartoe overweegt verweerder dat de door eisers ingediende documenten door Bureau Documenten zijn onderzocht. Bureau Documenten kon echter geen uitspraak doen over de echtheid van de documenten, gelet op het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal. Ook kon Bureau Documenten geen uitspraak doen over de opmaak, afgifte en inhoud van de documenten. Verweerder is om die reden van oordeel dat eisers met het overleggen van deze documenten onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij zijn gedagvaard en bij terugkeer naar Iran problemen ondervinden vanwege het niet verschijnen bij de rechtbank. Verder constateert verweerder dat eisers geen contra-expertise hebben aangevraagd. Daarnaast werpt verweerder aan eisers tegen dat zij over bepaalde aspecten bevreemdend, tegenstrijdig of summier hebben verklaard. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren daartegen het volgende aan. Zij hebben moeite gedaan om aan documenten te komen. Uit het onderzoek van Bureau Documenten volgt niet dat de door eisers overgelegde documenten vals zijn, waardoor een contra-expertise niet noodzakelijk is. Eisers dienen het voordeel van de twijfel te krijgen. Verder werpt verweerder ten onrechte tegen dat bevreemdend is verklaard over de wijze waarop de Iraanse dagvaardingen zijn verkregen. Daarnaast is de tegenstrijdigheid die door verweerder is geconstateerd in de verklaringen van eisers, veroorzaakt door de beheersing van eiseres van de taal (het Farsi) en door de geruime tijd die is verstreken voordat verweerder eisers heeft gehoord. De tegenstrijdigheden raken bovendien niet de kern van het asielrelaas. Ook heeft verweerder onvoldoende onderzocht of terugkeer van eisers naar Iran leidt tot een vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Verweerder heeft in dat opzicht geen rekening gehouden met de Koerdische afkomst en met de informatie uit het Algemeen ambtsbericht Iran van september 2023, waaruit volgt dat de positie van Koerden in Iran zorgwekkend is. Verweerder heeft bij zijn beoordeling of sprake is van vrees voor vervolging of van een reëel risico op ernstige schade eveneens geen rekening gehouden met de omstandigheid dat eisers door de Iraanse autoriteiten bij terugkeer kunnen worden ondervraagd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de authenticiteit van de dagvaardingen niet is komen vast te staan en de bewijslast hiervoor bij eisers ligt. Verweerder heeft evenwel de dagvaardingen betrokken bij zijn integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, maar omdat de authenticiteit niet is komen vast te staan, heeft hij niet de waarde aan deze documenten hoeven toekennen die eisers daaraan toekennen. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om eisers het voordeel van de twijfel te geven omdat eisers deze documenten hebben overgelegd.
5. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte tegengeworpen dat eisers bevreemdend hebben verklaard over de wijze van verkrijging van deze documenten. Verweerder heeft aan de hand van landeninformatie onderbouwd dat er bepaalde manieren zijn waarop een dagvaarding in Iran bekend wordt gemaakt en deze vervolgens kunnen worden verkregen.De verklaringen van eisers over de wijze waarop zij de dagvaardingen hebben verkregen wijkt af van de landeninformatie en heeft verweerder dan ook bevreemdend mogen vinden. In dat kader heeft verweerder ook terecht tegengeworpen dat eiser niet kan toelichten wat zijn moeder precies heeft gedaan om aan deze dagvaardingen te kunnen komen. Voor zover eisers stellen dat het verkrijgen van Iraanse documenten zeer lastig is en dat er ook alternatieve manieren zijn dan de manieren die in de landeninformatie staan, hebben zij deze stelling onvoldoende onderbouwd aan de hand van objectieve informatie.
6. Vastgesteld wordt dat eisers niet hebben bestreden dat zij tegenstrijdig hebben verklaard. Eisers stelling dat deze tegenstrijdig is veroorzaakt door de beheersing van het Farsi van eiseres en door het lange tijdsverloop voordat zij zijn gehoord, wordt niet gevolgd. Door eisers zijn geen concrete aanknopingspunten aangedragen dat eiseres niet voldoende duidelijk kan verklaren in het Farsi, waarbij verweerder er ook terecht op heeft gewezen dat eiseres in eerdere gehoren in het Farsi heeft verklaard. Daarbij is niet gebleken van problemen met de beheersing van de taal. Ook heeft verweerder terecht opgemerkt dat eisers niet tijdens de correcties en aanvullingen hun verklaringen hebben gecorrigeerd of hebben aangevuld. Het tijdsverloop tot het horen is eveneens geen verschoonbare reden om tegenstrijdig te verklaren, nu de tegenstrijdigheden geen onbelangrijke details betreffen.
7. Verder wordt vastgesteld dat eisers in beroep niet hebben bestreden dat niet valt in te zien waarom eisers niet tijdens hun eerste asielprocedure, in 2016, over de dagvaardingen hebben verklaard en dat niet valt in te zien waarom eisers er zeer lang over hebben gedaan om de dagvaardingen te overleggen. Ook is niet betwist dat uit de overgelegde documenten op geen enkele wijze valt af te leiden dat de reden voor de dagvaardingen is dat eiser zich niet aan de meldplicht heeft gehouden en dat het vreemd is dat eiseres geen dagvaarding(en) heeft ontvangen, nu aan eiseres ook een meldplicht was opgelegd. Eisers hebben daarnaast niet betwist dat het volgens verweerder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas dat er een groot tijdsverloop zit tussen de dagvaardingen. Verder is de tegenwerping dat eiseres summier heeft verklaard over een incident tussen haar schoonmoeder en de Iraanse inlichtingendienst betreffende het tonen van de dagvaardingen niet bestreden. Ook is niet bestreden dat het bevreemdend is dat eiseres heeft verklaard dat zij de inhoud van de dagvaardingen niet heeft gezien en dat ze het niet met eiser over de inhoud heeft gehad.
8. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser is gedagvaard wegens het niet nakomen van de meldplicht.
9. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat de omstandigheid dat eisers bij terugkeer naar Iran kunnen worden ondervraagd, nog niet aannemelijk maakt dat eisers zullen worden vervolgd of te vrezen hebben voor ernstige schade. Uit de landeninformatie waar verweerder naar heeft verwezen in het verweerschrift, volgt dat niet elke Iraanse onderdaan bij terugkeer wordt ondervraagd door de Iraanse autoriteiten.Voor zover eisers toch worden ondervraagd na terugkeer, heeft verweerder terecht opgemerkt dat uit de landeninformatie volgt dat de Iraanse autoriteiten weinig aandacht hebben voor terugkerende asielzoekers en dat arrestatie en mishandeling bij ondervraging niet gebruikelijk is.De enkele stelling van eisers dat de positie van Koerden in Iran zorgwekkend is en dat eiser Koerd is, geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. In het Algemeen ambtsbericht waar eisers naar verwijzen, staat dat sommige politiek en cultureel actieve Koerden problemen ondervonden in Iran bij activiteiten ten behoeve van hun bevolkingsgroep, vooral als daarvoor geen toestemming was gegeven of geen vergunning was verleend. Door eisers is niet gesteld dat eiser deel heeft genomen aan dergelijke activiteiten of dat eisers anderszins door zijn Koerdische afkomst in de negatieve belangstelling staat van de Iraanse autoriteiten. Nu niet aannemelijk is geworden dat eisers een profiel hebben waar de Iraanse autoriteiten in het bijzonder belangstelling voor zullen hebben, is niet aannemelijk dat eisers bij aankomst in Iran problemen zullen wachten. Tot slot kan de verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam eisers niet baten, nu het in die zaak de terugkeer van een afvallige vreemdeling betrof, de vreemdeling had verklaard dat zijn familie bij de Iraanse autoriteiten bekend stond als contrarevolutionair, een aantal familieleden gevangenisstraffen hadden gekregen en eiser psychische problematiek had wat van invloed kon zijn op de ondervraging bij terugkeer. Dit is niet van toepassing in de zaak van eisers en daarom geen vergelijkbaar geval.
10. De asielaanvragen zijn terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
11. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.