ECLI:NL:RBDHA:2023:16895
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiseres wegens kennelijke ongegrondheid en onvoldoende beoordeling van landeninformatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse eiseres wiens asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiseres, geboren in 1969, had op 23 juni 2023 een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar haar aanvraag werd afgewezen op basis van het argument dat zij haar paspoort opzettelijk had vernietigd, wat volgens de wet kan leiden tot een afwijzing van de aanvraag. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris onvoldoende had aangetoond dat de eiseres te kwader trouw had gehandeld en dat de afwijzing van de aanvraag niet zorgvuldig was voorbereid.
De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris niet voldoende rekening had gehouden met de relevante landeninformatie en de specifieke omstandigheden van de eiseres, waaronder haar psychische toestand en de risico's die zij zou lopen bij terugkeer naar Iran. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de eiseres geen reëel risico op vervolging of onmenselijke behandeling zou lopen bij terugkeer. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.
De rechtbank wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond was verklaard. De eiseres kreeg een vergoeding van haar proceskosten, die door de staatssecretaris moest worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen en het betrekken van relevante landeninformatie in het besluitvormingsproces.