ECLI:NL:RBDHA:2023:16895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.20282 en NL23.20283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiseres wegens kennelijke ongegrondheid en onvoldoende beoordeling van landeninformatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse eiseres wiens asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiseres, geboren in 1969, had op 23 juni 2023 een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar haar aanvraag werd afgewezen op basis van het argument dat zij haar paspoort opzettelijk had vernietigd, wat volgens de wet kan leiden tot een afwijzing van de aanvraag. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris onvoldoende had aangetoond dat de eiseres te kwader trouw had gehandeld en dat de afwijzing van de aanvraag niet zorgvuldig was voorbereid.

De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris niet voldoende rekening had gehouden met de relevante landeninformatie en de specifieke omstandigheden van de eiseres, waaronder haar psychische toestand en de risico's die zij zou lopen bij terugkeer naar Iran. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de eiseres geen reëel risico op vervolging of onmenselijke behandeling zou lopen bij terugkeer. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

De rechtbank wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond was verklaard. De eiseres kreeg een vergoeding van haar proceskosten, die door de staatssecretaris moest worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen en het betrekken van relevante landeninformatie in het besluitvormingsproces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.20282 (beroep)
NL23.20283 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres en verzoekster, hierna: eiseres

[v nummer]
(gemachtigde: mr. J. Bravo Mougán),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Z. Abachi).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemeen asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft zij verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is [persoon] verschenen, tolk in de taal Farsi. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond en asielrelaas
1. Eiseres is op [geboortedatum] 1969 geboren en heeft de Iraanse nationaliteit. Zij heeft op 23 juni 2023 in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. Eiseres heeft – kort samengevat – het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres heeft verklaard dat zij met haar taxi leerlingen van en naar school bracht. In oktober 2022 is zij tijdens zo’n rit met twee meisjes in discussie geraakt over het overheidsoptreden tegen protesten en de vader van deze meisjes, [naam] , heeft haar ’s avonds telefonisch bedreigd. Ook heeft eiseres op 6 februari 2023 op straat een aanvaring gehad met een lid van de [naam militie] , omdat hij twee meisjes probeerde te arresteren. Twee of drie dagen later heeft eiseres een bericht op haar mobiel ontvangen vanwege het niet dragen van een hoofddoek. Daarin stond dat zij zich moest melden bij het [naam politiebureau] . Dat heeft zij niet gedaan. De volgende dag heeft de politie een inval bij eiseres thuis gedaan en is haar man gearresteerd. Eiseres was toen niet aanwezig. Zij heeft vervolgens een aantal maanden ondergedoken in [plaats] . Op 16 of 17 juni 2023 heeft eiseres Iran verlaten. Eiseres heeft tot slot verklaard dat zij sinds vier jaar niet meer in de islam gelooft.
Besluitvorming
2.1
Verweerder heeft de volgende relevante elementen in het asielrelaas van eiseres onderscheiden:
a. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. Eiseres is afvallige van de islam;
c. Eiseres heeft leuzen geroepen en één keer deelgenomen aan een protest;
d. Telefonische bedreiging door [naam] ;
e. Aanvaring met lid van de [naam militie] ;
f. Problemen naar aanleiding van aanvaring met de [naam militie] .
2.2
Verweerder heeft de elementen a, b, c, d en e geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiseres over de problemen vanwege haar aanvaring met een lid van de [naam militie] (element f) heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiseres geen gegronde vrees voor vervolging, waardoor zij niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. [1] Omdat eiseres haar paspoort vermoedelijk met opzet heeft weggemaakt, heeft verweerder haar aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Kennelijke afdoening
3.1
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder haar asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Volgens eiseres heeft verweerder haar niet kunnen tegenwerpen dat zij een identiteits- of reisdocument dat kon bijdragen aan de vaststelling van haar identiteit of nationaliteit heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan, omdat verweerder haar identiteit en nationaliteit geloofwaardig heeft geacht. Doordat de aanvraag van eiseres op deze manier is afgedaan, valt zij in de grensprocedure en zit zij in bewaring.
3.2
In artikel 30b, eerste lid, onder d, van de Vw staat dat een asielaanvraag kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond indien ‘de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan’. In paragraaf C2/7.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is uitgelegd dat als de vreemdeling verklaart dat de documenten zijn afgegeven aan de reisagent zonder dat daarbij sprake is van een zekere opzettelijkheid, wel sprake is van het toerekenbaar ontbreken van de documenten, maar niet zonder meer vast staat dat dit (waarschijnlijk) te kwader trouw gebeurde.
3.3
Vast staat dat eiseres met haar eigen paspoort van Japan naar Nederland heeft gereisd. Zij heeft ook verklaard dat zij een vals paspoort heeft gebruikt bij haar vertrek vanuit Iran. Hoewel de verklaringen van eiseres over haar eigen paspoort en het valse paspoort dat zij heeft gebruikt bij haar reis vanuit Iran niet op elk punt helder zijn, ziet de rechtbank in deze verklaringen geen echte tegenstrijdigheden. Eiseres verklaart dat zij het paspoort waarmee zij heeft gereisd vanuit Japan naar Nederland heeft moeten afstaan aan (een handlanger van) de reisagent die haar heeft geholpen bij haar reis vanuit Iran. Zo heeft eiseres verklaard dat de reisagent haar paspoort heeft [2] , dat zij haar paspoort moest geven aan de reisagent [3] , dat de reisagent heeft gezegd dat hij het paspoort zou innemen en heeft benadrukt dat eiseres het paspoort niet bij zich moest hebben zodra het vliegtuig zou vertrekken [4] , dat hij het paspoort heeft ingenomen zodra zij de gate was gepasseerd en dat de reisagent het paspoort heeft ingenomen zodra het vliegtuig vertrok. [5] Verweerders standpunt op de zitting dat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt wat er is gebeurd met haar paspoort en dat niet duidelijk is waarom, aan wie en wanneer zij haar paspoort heeft afgegeven, volgt de rechtbank daarom niet. Verder heeft eiseres consistent verklaard dat het tijdens de reis psychisch niet goed met haar ging en ook verklaart dat zij misselijk was en hartkloppingen had. Dit is in lijn met het advies van [naam medisch adviesbureau] van 3 juli 2023, waarin staat dat eiseres symptomen vertoont van een psychiatrische aandoening waarbij angst op de voorgrond staat. Eiseres kan in zo’n geval verkeerd ademen en last krijgen van benauwdheid en misselijkheid, aldus het advies. Gelet op het voorgaande en gezien het beleid zoals omschreven in de vorige rechtsoverweging, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gesproken van kwader trouw. Verweerder heeft daarom ten onrechte met toepassing van artikel 30b, eerste lid, onder d, van de Vw de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond.
Relevante elementen onvolledig
4. Eiseres vindt dat verweerder ten onrechte niet de problemen als gevolg van de bedreiging door [naam] heeft aangenomen als relevant element. De rechtbank volgt dit niet. Eiseres heeft hierover verklaard dat zij vanwege deze bedreiging is gestopt met haar werk. Dat acht de rechtbank niet voldoende om de problemen aan te merken als afzonderlijk element.
Beoordeling van de geloofwaardigheid van element f en van de aannemelijkheid van de vrees
5.1
Eiseres heeft uitgebreid gemotiveerd dat de beoordeling op deze punten onzorgvuldig is. Kort samengevat komt het op het volgende neer. Eiseres betwist de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden. Ook vindt zij dat verweerder met een vooringenomen blik haar relaas heeft beoordeeld. Verder heeft zij aangevoerd dat de bewijslast teveel bij haar is gelegd. Daarbij heeft zij erop gewezen dat zij in bewaring zit en daarom ook minder goed informatie kan verkrijgen. Zij heeft ook gewezen op landeninformatie die naar haar mening haar relaas ondersteunt. In het bijzonder wijst eiseres erop dat een waarschuwing per sms een gebruikelijke methode is en ook op het gebruik van geavanceerde gezichtsherkenningsapparatuur door de Iraanse autoriteiten. Volgens eiseres heeft verweerder er in het bestreden besluit geen blijk van gegeven landeninformatie te hebben geraadpleegd. Ook heeft verweerder onvoldoende de relevante elementen in samenhang beoordeeld. Verder heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met haar positie als vrouw.
5.2
Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat eiseres deze beroepsgronden in haar zienswijze naar voren had kunnen brengen en dat verweerder hier dan in het bestreden besluit op in had kunnen gaan.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat deze zaak zich inhoudelijk niet leent voor afdoening in de algemene asielprocedure. Het betreft een relaas met meerdere relevante elementen. Eiseres is daarbij psychisch niet stabiel. De potentiële risico’s bij terugkeer naar Iran zijn groot. De situatie in Iran wijzigt regelmatig. Dat vergt een zorgvuldige en kenbare beoordeling. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daar in ieder geval op het punt van het betrekken van de landeninformatie geen blijk van heeft gegeven. Daarvoor is het volgende relevant.
5.4
Verweerder is gehouden bij zijn beoordeling landeninformatie te betrekken op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en Werkinstructie 2014/10. Hieruit volgt namelijk dat de beoordeling van een asielaanvraag plaatsvindt op grond van (onder meer) informatie uit objectieve bronnen, zoals een algemeen ambtsbericht. Verweerder heeft alleen in het voornemen bij de bespreking van de (toegedichte) afvalligheid van eiseres verwezen naar de landeninformatie die volgt uit het algemeen ambtsbericht over Iran van februari 2021. [6] In de rest van het voornemen en in het bestreden besluit heeft verweerder niet verwezen naar landeninformatie. Eiseres heeft naast haar afvalligheid echter ook verklaringen afgelegd over onder meer haar deelname aan een demonstratie na de dood van Mahsa Amini, haar gestelde politieke overtuiging, de politieke activiteiten van haar familie, het gebruik van gezichtsherkenningsapparatuur door de Iraanse autoriteiten en het ontvangen van een sms vanwege het niet dragen van een hoofddoek. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende kenbaar heeft gemaakt op welke wijze landeninformatie is betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag van eiseres en welk gewicht daaraan is toegekend. Het verweer dat verweerder altijd naar de landeninformatie kijkt en deze bij zijn beoordeling betrekt is onvoldoende.
5.5
Daarnaast geeft de algemene asielprocedure minder tijd aan de asielzoeker om informatie te vergaren en om te reageren. Gelet op de complexiteit van de zaak vindt de rechtbank het daarom onterecht dat verweerder eiseres verwijt niet al in de zienswijze al haar argumenten naar voren te hebben gebracht. Daarbij komt dat eiseres in beroep is bijgestaan door een andere advocaat.
5.6
De rechtbank zal niet zelf alle beroepsgronden die eiseres in beroep heeft aangevoerd beoordelen. Dat is eerst aan verweerder. Bovendien is daar in deze zaak uit een oogpunt van finale geschillenbeslechting ook geen aanleiding toe, omdat verweerder ook om de hieronder vermelde reden nogmaals naar de zaak moet kijken.
Terugkeer naar Iran
6.1
Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld in hoeverre de afvalligheid en uitingen van eiseres problemen opleveren bij terugkeer naar Iran. Onder verwijzing naar rechtspraak van de Afdeling [7] betwist eiseres verweerders standpunt dat het niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer zal worden ondervraagd nu zij in het verleden nooit problemen heeft ondervonden.
6.2
De rechtbank overweegt als volgt. In de uitspraak van 19 januari 2022 [8] heeft de Afdeling overwogen dat verweerder heeft erkend dat het aannemelijk is dat Iraanse vreemdelingen die een lange tijd in het buitenland hebben verbleven of die moeten terugreizen op een laissez-passer omdat de geldigheidsduur van hun paspoort is verstreken bij terugkeer door de Iraanse autoriteiten zullen worden ondervraagd over hun verblijf in het buitenland. Ook heeft de Afdeling verwezen naar landeninformatie [9] waaruit blijkt dat als een vreemdeling afvalligheid als asielmotief heeft aangevoerd en dit bekend is bij de Iraanse autoriteiten, hij moet kunnen bewijzen dat hij geen afvallige is.
6.3
In de gehoren heeft eiseres verklaard dat zij in een religie wil geloven die haar hart goed vindt en dat dit niet de islam is, dat de vrouw in de islam geen rechten heeft en dat zij mede na het zien hoe straathonden op een gruwelijke manier werden gedood heeft besloten de islam niet langer aan te hangen. Tijdens het nader gehoor en op de zitting heeft eiseres verklaard dat ook de omstandigheid dat in Iran meisjes die in de gevangenis zitten voor hun executie worden verkracht voor haar reden is om afvallig te zijn. Dat eiseres afvallig is heeft verweerder geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiseres in haar taxi met twee meisjes in een discussie is geraakt over het harde optreden van de overheid tegen de protesten die ontstonden na de dood van Mahsa Amini. Zij heeft tegen hen gezegd ‘Wat willen die jonge mensen behalve vrijheid?’ en ‘Waarom moet iemand alleen voor de hijab gedood worden?’. Naast de afvalligheid is van belang dat eiseres niet meer over haar paspoort beschikt, waardoor het aannemelijk is dat bij eventuele uitzetting een laissez-passer nodig is.
6.4
Op de zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er misschien een kans bestaat dat eiseres aan de grens ondervraagd zal worden, maar dat niet is gebleken dat eiseres in de belangstelling van de Iraanse autoriteiten staat. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Er is een aannemelijke kans dat eiseres bij terugkeer door de Iraanse autoriteiten wordt ondervraagd. In dat geval mag gelet op de Afdelingsuitspraak geen terughoudendheid van eiseres worden verwacht. Evenmin mag van haar worden verwacht dat zij verklaart haar asielmotieven te hebben geveinsd. De rechtbank ziet niet in waarom de Iraanse autoriteiten eiseres bij een ondervraging niet als afvallige zouden beschouwen dan wel haar anders dan afvalligen zouden behandelen. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat eiseres heeft verklaard dat haar familie bekend staat als contrarevolutionair. Zo hebben de broers van eiseres gevangenisstraffen gekregen voor het verspreiden van activistische pamfletten. Verweerder heeft dit niet betwist. Ook slaat de rechtbank acht op het advies van [naam medisch adviesbureau] van 3 juli 2023, waaruit volgt dat eiseres symptomen vertoont van een psychiatrische aandoening waarbij angst op de voorgrond staat. Deze psychische klachten kunnen van invloed zijn op de ondervraging. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen reëel risico op vervolging of onmenselijke behandeling loopt bij terugkeer. Verweerder moet nader onderzoeken wat de ondervraging door de Iraanse autoriteiten betekent voor het risico op vervolging of onmenselijke behandeling. Het enkel horen van eiseres is hiertoe onvoldoende. Wat dient te worden onderzocht is hoe het in de praktijk gaat aan de Iraanse grens.
7. Op grond van de rechtsoverwegingen 5.2 tot en met 5.6 en 6.2 tot en met 6.4 is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en daarmee ook onvoldoende gemotiveerd.
Conclusie
8. De conclusie is dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb en artikel 30b, eerste lid, onder d, van de Vw en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen waarin rekening wordt gehouden met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zes weken.
9. Omdat met deze uitspraak op het beroep is beslist, is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
10. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift en een verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.511,-.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.20282:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.20283:
- wijst het verzoek af.
De rechtbank / voorzieningenrechter, in alle zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. V.E.A. Naaijkens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Rapport aanmeldgehoor, p. 6.
3.Rapport nader gehoor, p. 4-5.
4.Rapport nader gehoor, p. 6.
5.Rapport nader gehoor, p. 39.
6.Voornemen, p. 7.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.Het algemeen ambtsbericht Iran, februari 2021, paragraaf 5.1, en de uitspraak van het Britse ‘Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber)’ van 20 februari 2020, PS (Christianity-risk) Iran CG [2020] UKUT 00046, r.o. 144.