In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een volgberoepprocedure betreffende de rechtmatigheid van de bewaringsmaatregel van eiser, die op 27 maart 2023 in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, geboren in China, had op 16 september 2023 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaringsmaatregel en verzocht om schadevergoeding voor de periode dat hij mogelijk onrechtmatig in bewaring was gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 3 augustus 2023 was opgeheven en eiser op diezelfde dag in vrijheid was gesteld, maar het beroep werd gehandhaafd in verband met het verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft op 13 november 2023 prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie gesteld, waarbij het Hof werd gevraagd om verduidelijking van een eerder arrest en om te beoordelen of de Koppelingswet verenigbaar is met artikel 1 van het Handvest van de Grondrechten. De rechtbank heeft de kwetsbaarheid van eiser benadrukt, die lijdt aan verschillende ernstige gezondheidsproblemen. Echter, op 3 juli 2024 werd de rechtbank geïnformeerd dat eiser op 15 juni 2024 was overleden, wat leidde tot het intrekken van het verzoek om beantwoording van de prejudiciële vragen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het procesbelang van eiser is komen te vervallen door zijn overlijden en dat er geen erfgenamen zijn die de procedure willen voortzetten. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder proceskostenveroordeling, omdat het beroep niet gegrond werd verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 juli 2024.