In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank constateert dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. Eiseres heeft haar aanvraag op 23 maart 2023 ingediend, en verweerder had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. De beslistermijn is door verweerder met drie maanden verlengd, maar er is nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend te beslissen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt gelijk, en de rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Daarnaast moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,-.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 27 juni 2024. Eiseres heeft het beroep gegrond verklaard, en verweerder is verplicht om binnen de gestelde termijnen een besluit op de aanvraag bekend te maken.