In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, die stelt dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiser heeft zijn aanvraag op 11 juli 2023 ingediend, en de rechtbank gaat ervan uit dat de aanvraag op 12 juli 2023 door verweerder is ontvangen. De wettelijke beslistermijn bedraagt 90 dagen, maar verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Aangezien er nog geen besluit is genomen, oordeelt de rechtbank dat verweerder alsnog binnen een bepaalde termijn moet beslissen.
De rechtbank stelt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van acht weken opgelegd. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt gelijk, en de rechtbank bepaalt dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 juni 2024.