In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 26 oktober 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden is door verweerder met negen maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 10 april 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, aangezien dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken gegeven om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is op 26 juni 2024 openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de gegrondheid van het beroep bevestigd en verweerder opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit bekend te maken.