In deze zaak heeft eiseres op 29 augustus 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf bij een gezins- of familielid in Nederland, gebaseerd op artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig een beslissing op haar bezwaar heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de verweerder is overschreden en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op bezwaar bekend te maken. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 26 juni 2024. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft de verzoeken van verweerder om aanhouding van de behandeling van het beroep afgewezen, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen.