In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die een aanvraag voor een AOW voor alleenstaande had ingediend, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), die deze aanvraag had afgewezen. Eiser, die sinds 2015 als alleenstaande woont, heeft een geregistreerd partnerschap met mw. [naam], maar stelt dat hij en zijn partner niet samenwonen en financieel gescheiden leven. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 april 2024, waarbij eiser aanwezig was en de Svb vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. K. Verbeek.
De rechtbank heeft overwogen dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat eiser en zijn partner niet duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar verschillende factoren, zoals de sociale contacten tussen eiser en zijn partner, de financiële verstrengeling en de wijze waarop zij zich naar de buitenwereld presenteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en zijn partner nog steeds sociale banden hebben en gezamenlijke activiteiten ondernemen, wat in strijd is met de definitie van duurzaam gescheiden leven zoals vastgelegd in de AOW.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor AOW voor alleenstaande door de Svb standhoudt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.