ECLI:NL:RBDHA:2024:10058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
23/4760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW voor alleenstaande op basis van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die een aanvraag voor een AOW voor alleenstaande had ingediend, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), die deze aanvraag had afgewezen. Eiser, die sinds 2015 als alleenstaande woont, heeft een geregistreerd partnerschap met mw. [naam], maar stelt dat hij en zijn partner niet samenwonen en financieel gescheiden leven. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 april 2024, waarbij eiser aanwezig was en de Svb vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. K. Verbeek.

De rechtbank heeft overwogen dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat eiser en zijn partner niet duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar verschillende factoren, zoals de sociale contacten tussen eiser en zijn partner, de financiële verstrengeling en de wijze waarop zij zich naar de buitenwereld presenteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en zijn partner nog steeds sociale banden hebben en gezamenlijke activiteiten ondernemen, wat in strijd is met de definitie van duurzaam gescheiden leven zoals vastgelegd in de AOW.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor AOW voor alleenstaande door de Svb standhoudt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4760 AOW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder

gemachtigde: mr. K. Verbeek.

Inleiding

Bij besluit van 31 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor alleenstaande afgewezen en een pensioen voor gehuwden toegekend.
Bij besluit van 11 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte als gehuwd aanmerkt. Het klopt dat eiser een geregistreerd partnerschap heeft met mw. [naam] (partner), maar eiser woont sinds 2015 als alleenstaande. Eiser en zijn geregistreerd partner zijn niet voornemens om samen te wonen. Boodschappen, noodzakelijke uitgaven, kleding en verzorging betalen zij ieder apart. Zij hebben geen sleutel van elkaars woning. De huur, het gas, licht, water en alle bijkomende gemeentelijke belastingen komen voor rekening van de hoofdbewoner van ieders woning. Er is slechts sporadisch contact en de gezamenlijke bezoeken beperken zich tot het bezoeken van de gezamenlijke zoon tijdens verjaardagen.
2. Verweerder handhaaft in beroep het bestreden besluit.

Beoordeling

3.1
De rechtbank overweegt als volgt.
Juridisch kader
Ingevolge artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b en d en derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt onderscheid gemaakt tussen gehuwden en ongehuwden en wordt het geregistreerd partnerschap gelijk gesteld aan gehuwd zijn. Degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij is gehuwd, wordt als ongehuwd aangemerkt.
In vaste rechtspraak legt de Centrale Raad van Beroep (de Raad) het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan de volgende voorwaarden is voldaan: (a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken; (b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd, en (c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend. Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet
ondubbelzinnigblijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen.
Volgens het beleid van verweerder worden, om vast te stellen of sprake is van duurzaam gescheiden leven, de volgende punten onderzocht:
- of de wil bestaat om weer te gaan samenleven;
- In welke mate de echtgenoten nog sociaal contact hebben;
- Of sprake is van financiële verstrengeling;
- Hoe de echtgenoten zich naar de buitenwereld presenteren; en
- Of sprake is van (wederzijdse) zorg, noodzakelijke zorg uitgezonderd.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat uit de feitelijke omstandigheden kan worden afgeleid dat eiser en zijn partner niet duurzaam gescheiden leven. Bij de beoordeling of onder de gegeven omstandigheden sprake is van een duurzaam gescheiden leven, acht de rechtbank, in navolging van verweerder, van belang dat eiser en zijn partner nog sociale banden met elkaar hebben welke niet noodzakelijk van aard zijn. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder mag uitgaan van de gegevens die eiser en zijn partner hebben ingevuld op het formulier “Onderzoek woonsituatie”. [1] Daaruit blijkt dat eiser en zijn partner gezamenlijke activiteiten ondernemen, zoals samen koken/eten en samen uitstapjes maken. Beiden hebben verklaard dat zij eens in de zoveel tijd bij elkaar thuis komen en als de situatie daar aanleiding voor geeft zij bij elkaar overnachten. Dat eiser evenveel contact heeft met zijn partner als met andere vrienden, maakt dit niet anders. Eiser en zijn partner hebben immers een geregistreerd partnerschap. De relatie die eiser heeft met zijn vrienden is, gelet op de bijzondere band van het geregistreerd partnerschap die sociale, persoonlijke en juridische gevolgen heeft, niet gelijk aan de relatie die eiser heeft met zijn partner.
3.3
Gelet op de frequentie van het onderlinge contact kan niet worden gezegd dat ondubbelzinnig blijkt van duurzaam gescheiden leven in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder terecht de aanvraag van eiser om een AOW voor alleenstaande afgewezen.
6. De rechtbank zal het beroep van eiser ongegrond verklaren. Voor een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 7 maart 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:451, r.o. 4.2.2.