ECLI:NL:RBDHA:2024:10051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
23/5589
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een openbaarmakingsverzoek op grond van de Wet open overheid met betrekking tot de Bedrijveninvesteringszone Noordwijkerhout Centrum

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen besluiten op haar openbaarmakingsverzoek op grond van de Wet open overheid. Eiseres heeft verzocht om openbaarmaking van informatie over het instellen van de Bedrijveninvesteringszone Noordwijkerhout Centrum (BIZ). Verweerder heeft bij besluiten van 8 februari en 5 april 2023 beslist op het verzoek, en met het bestreden besluit van 15 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de besluiten op het openbaarmakingsverzoek in stand gelaten. Eiseres stelt dat verweerder een onvolledige en onzorgvuldige zoekslag heeft gemaakt en dat het niet duidelijk is welke zoektermen zijn gebruikt en in welke systemen is gezocht. Verweerder daarentegen stelt dat voldoende onderzoek is gedaan en dat de zoekslag voldoende is toegelicht.

De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. De rechtbank oordeelt dat het betoog van eiseres dat de zoekslag onvoldoende is geweest niet slaagt. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten onder verweerder berusten dan de openbaargemaakte documenten. Wel constateert de rechtbank dat het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk maakt hoe verweerder de zoekslag heeft verricht, maar dit motiveringsgebrek wordt gepasseerd omdat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat verweerder het griffierecht aan eiseres moet vergoeden, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] h.o.d.n. [bedrijf], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. G.O. Hoeksma),
en

het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, verweerder

(gemachtigden: mr. H.W.Q. Seijsener en mr. F. Teeuw).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen besluiten op haar openbaarmakingsverzoek op grond van de Wet open overheid.
1.1.
Verweerder heeft bij besluiten van 8 februari en 5 april 2023 beslist op het verzoek. Met het bestreden besluit van 15 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de besluiten op het openbaarmakingsverzoek in stand gelaten.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseres heeft verzocht om openbaarmaking van informatie over het instellen van de Bedrijveninvesteringszone Noordwijkerhout Centrum (hierna: BIZ). Naar aanleiding van het verzoek heeft verweerder informatie openbaar gemaakt. Partijen verschillen van mening over de vraag of de gemaakte zoekslag voldoende is geweest.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Volgens eiseres heeft verweerder een onvolledige en onzorgvuldige zoekslag gemaakt. Het is niet duidelijk welke zoektermen zijn gebruikt, welke vragen zijn gesteld bij een eventuele uitbesteding van de zoekslag naar ambtenaren en leden van het college, welke afbakening in tijd is gehanteerd en in welke systemen is gezocht. Verder is niet duidelijk of ook in niet-digitale documentatie is gezocht. Het is aannemelijk dat meer documenten onder verweerder berusten. Dat geldt ook voor de periode februari 2020 tot najaar 2022, waarover verweerder in het geheel geen documenten heeft gevonden.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Verweerder vindt dat voldoende onderzoek is gedaan naar aanleiding van het verzoek en dat de gemaakte zoekslag ook voldoende is toegelicht. In de bezwaarfase is een aanvullende zoekslag gemaakt, waarbij is getracht om informatie te verkrijgen van de telefoon van een inmiddels gepensioneerde medewerker die was betrokken bij de oprichting van de BIZ. Verder is aan de Noorderwijkerhoutse Ondernemersvereniging (hierna: NOV) gevraagd of zij beschikt over documenten over de oprichting van de BIZ. Eiseres maakt niet aannemelijk dat over dit onderwerp meer documenten onder verweerder berusten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Het betoog van eiseres dat de naar aanleiding van haar openbaarmakingsverzoek gemaakte zoekslag onvoldoende is geweest en dat het aannemelijk is dat meer documenten onder verweerder berusten dan dat openbaar zijn gemaakt, slaagt niet. Hierna licht de rechtbank hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dat heeft.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak [1] is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan niet ongeloofwaardig voorkomt, wordt betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht.
5.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder een toelichting gegeven op de aanvullende zoekslag die in de bezwaarfase is gemaakt. In het verweerschrift en op zitting heeft verweerder de volledige zoekslag gedetailleerd toegelicht. Samengevat heeft verweerder toegelicht dat is gezocht bij de afdelingen economie, belastingen en juridische zaken. Ook is gezocht in communicatie tussen collegeleden. Er is niet alleen gezocht in digitale bronnen (e-mails, sms-berichten, Whatsappberichten, Teamsberichten, iBabs en het Zaaksysteem), maar ook in het papieren archief en in aantekeningen van medewerkers. Op zitting heeft verweerder desgevraagd toegelicht dat het openbaarmakingsverzoek met de betrokken afdelingen is gedeeld en dat op basis daarvan is gezocht naar documenten. Verweerder heeft in de aanvullende zoekslag specifiek aandacht besteed aan de door eiseres bedoelde periode tussen februari 2020 en najaar 2022. Dat over die periode geen documenten zijn aangetroffen is volgens verweerder te verklaren door de eerste coronagolf en de daarmee samenhangende lockdowns. In die tijd was er bij ondernemers geen interesse in een BIZ. In actielijsten die werden opgesteld naar aanleiding van het contact tussen de gemeente en de NOV in deze periode is niets gevonden over het instellen van een BIZ.
5.3.
Gelet op de door verweerder gegeven toelichting komt de stelling van verweerder dat niet meer documenten over het instellen van de BIZ onder hem berusten dan de openbaargemaakte documenten de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat meer documenten onder verweerder berusten dan hij naar aanleiding van het verzoek heeft gevonden.
5.4.
De rechtbank ziet niet in dat verweerder – zoals eiseres onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam [2] betoogt – ook een overzicht zou moeten maken van aangetroffen documenten die wel en niet onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Wel slaagt het betoog van eiseres dat het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk maakt hoe verweerder de zoekslag heeft verricht. Pas in beroep heeft verweerder hierover een toereikende motivering gegeven. Eiseres heeft van deze motivering kennis kunnen nemen en heeft deze kunnen betwisten. Omdat het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad, kan dit motiveringsgebrek worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft daarom in stand. Omdat de rechtbank een gebrek in het bestreden besluit heeft vastgesteld, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Om die reden krijgt eiseres ook een vergoeding van door haar gemaakte proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
2.Uitspraak van 12 oktober 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:7560.