ECLI:NL:RBDHA:2023:9989
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft op 13 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de beslistermijn verlengd vanwege de inwerkingtreding van het WBV 2022/22. Eiser heeft op 17 januari 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag en heeft op 3 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 13 juli 2022, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 13 januari 2023 verstrijken. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd, wat rechtsgeldig is. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 april 2023, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een situatie die een verlenging rechtvaardigde.
Aangezien de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is, is de ingebrekestelling van 17 januari 2023 prematuur ingediend. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep derhalve kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.