ECLI:NL:RBDHA:2023:9987
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag na inwilliging door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 13 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft eiser op 18 november 2022 geïnformeerd over de verlenging van de beslistermijn in verband met de inwerkingtreding van het WBV 2022/22. Eiser heeft op 19 januari 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 3 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 11 april 2023 heeft verweerder alsnog de aanvraag van eiser ingewilligd.
De rechtbank heeft eiser op 12 april 2023 verzocht om binnen twee weken te laten weten of de inwilligende beslissing aanleiding was om het beroep in te trekken. Eiser heeft hierop niet gereageerd, wat de rechtbank interpreteert als een handhaving van het beroep. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb.
De rechtbank concludeert dat het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk is, omdat verweerder op 11 april 2023 alsnog een besluit heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van 19 januari 2023 te vroeg is ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.