ECLI:NL:RBDHA:2023:9986
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, had op 30 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 2 juni 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft op 7 april 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker trok op 11 april 2023 het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken, is er geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen ontvankelijk beroep was. De uitspraak is gedaan door mr. P.H.M. Tapper-Wessels, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is aan de partijen verzonden, met de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als men het niet eens is met de uitspraak.