ECLI:NL:RBDHA:2023:9984
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Soedanese nationaliteit, op 15 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, met een ingebrekestelling gedateerd op 16 november 2022. Vervolgens heeft eiser op 30 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft echter geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 15 mei 2022, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 15 november 2022 verstrijken. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is de beslistermijn met negen maanden verlengd, wat rechtsgeldig is. Hierdoor is de ingebrekestelling van 16 november 2022 prematuur ingediend, en voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.H.M. Tapper-Wessels, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden.