In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Colombiaanse nationaliteit, op 8 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Op 22 november 2022 heeft de rechtbank Zwolle het beroep van eiser gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een beslissing te nemen, met een dwangsom van €100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van €7.500.
Eiser heeft op 19 januari 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van eiser. Tevens is bepaald dat de Staatssecretaris een dwangsom van €200 per dag verbeurt voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van €15.000. De rechtbank heeft de Staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op €418,50.