ECLI:NL:RBDHA:2023:9860
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Tunesische eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij België als verantwoordelijk land werd aangewezen. De eiser had eerder in België een verzoek om internationale bescherming ingediend, dat was afgewezen. De rechtbank heeft op 28 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de eiser nog procesbelang heeft, ondanks dat hij niet op een afspraak is verschenen.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van België. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat hij bij overdracht aan België een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris informatie heeft opgevraagd bij de Belgische autoriteiten, die bevestigen dat de Dublinverordening wordt nageleefd en dat er opvang is voor kwetsbare groepen. Eiser heeft zijn stellingen over de detentieomstandigheden en de gestelde kwetsbaarheid niet met voldoende bewijs onderbouwd.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld. Eiser zal worden overgedragen aan België, en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de eiser om concrete aanwijzingen te leveren als hij meent dat de Belgische autoriteiten hun verplichtingen niet nakomen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen, en dat de omstandigheden van eiser niet zo bijzonder zijn dat een uitzondering op het interstatelijk vertrouwensbeginsel gerechtvaardigd is.