Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
)
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Poolse nationaliteit houder, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had zijn EU-verblijfsrecht verloren na een besluit van 17 juni 2021, waarin hij ongewenst werd verklaard op basis van zijn criminele verleden, waaronder herhaalde veroordelingen voor diefstal en een ISD-maatregel opgelegd door de rechtbank Rotterdam. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 10 mei 2023 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat het persoonlijk gedrag van de eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor de samenleving vormde, en dat de beëindiging van zijn verblijfsrecht en de ongewenstverklaring rechtmatig waren. De rechtbank overwoog dat de eiser, ondanks zijn argumenten over de geringe ernst van zijn delicten en zijn persoonlijke omstandigheden, niet voldoende had aangetoond dat zijn situatie anders was dan door de verweerder was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de samenleving zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van de eiser, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de toepassing van het Unierechtelijke openbare ordecriterium en de noodzaak voor de nationale autoriteiten om een zorgvuldige belangenafweging te maken bij de beoordeling van verblijfsrechten van vreemdelingen met een crimineel verleden.