ECLI:NL:RBDHA:2023:9828
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 4 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. F.S. Boedhoe, was niet aanwezig tijdens de zitting op 8 juni 2023, waar de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. S. Aboulouafa, wel aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij meer dan twee jaar uit Oostenrijk is weg geweest en dat hij problemen zal ondervinden bij terugkeer, maar de rechtbank stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Oostenrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank verwijst naar verschillende AIDA-rapporten die bevestigen dat asielzoekers die binnen twee jaar na vertrek uit Oostenrijk terugkeren, geen problemen ondervinden. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn situatie anders is.
Daarnaast heeft eiser gewezen op het bestaan van pushbacks in Oostenrijk, maar de rechtbank concludeert dat hij niet heeft aangetoond dat deze relevant zijn voor zijn situatie. De rechtbank bevestigt dat er een fictief claimakkoord bestaat tussen Nederland en Oostenrijk, wat betekent dat Oostenrijk verplicht is de asielaanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.