ECLI:NL:RBDHA:2023:9823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen, op basis van de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris geen voornemen mocht uitbrengen voordat de verantwoordelijkheid van Spanje was vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat er geen rechtsregel is die dit verbiedt.

Eiser heeft ook betoogd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is, omdat hij in Spanje geen opvang heeft gehad en 15 maanden op straat heeft geleefd. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van dit beginsel ten aanzien van Spanje, en dat eiser niet heeft aangetoond dat dit in zijn geval niet kan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17028
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Voornemen uitgebracht vóór claimakkoord
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris geen voornemen mocht uitbrengen terwijl de verantwoordelijkheid van Spanje nog niet vaststond. Het voornemen is uitgebracht op 3 april 2023, terwijl pas op 14 april 2023 het claimakkoord met Spanje tot stand is gekomen.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Er is geen rechtsregel die zich er tegen verzet dat de staatssecretaris een voornemen uitbrengt voordat een claimakkoord daadwerkelijk tot stand is gekomen. Eiser heeft ook niet concreet gemaakt dat en hoe hij door deze handelwijze van de staatssecretaris in zijn belangen is geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.
Opvangvoorzieningen en toegang tot de asielprocedure
7. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft in Spanje geen opvang gehad en heeft hierdoor 15 maanden op straat geleefd. Eiser wijst ook op het AIDA-rapport van april 2022 (update 2021), waaruit blijkt dat de door Spanje op het gebied van opvang getroffen maatregelen onvoldoende zijn geweest en er nog steeds sprake is van het dakloos zijn van Dublinterugkeerders. Bovendien blijkt dat er voor Dublinterugkeerders moeilijkheden zijn met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot de asielprocedure. Dat eiser zou kunnen klagen bij autoriteiten laat onverlet dat de opvangvoorzieningen en asielprocedure in Spanje niet aan de eisen voldoen.
Eiser voert subsidiair aan dat de aangevoerde omstandigheden voor de staatssecretaris reden hadden moeten zijn om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen.
8. De rechtbank overweegt als volgt. De staatssecretaris mag in zijn algemeenheid uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Dit is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 8 juli 20212 en van 27 januari 20233. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in
zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.
9. De verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Spanje zijn hiervoor onvoldoende. Eiser heeft verklaard dat hij in Spanje geen opvang kreeg, maar ook dat hij daarover nooit een klacht heeft ingediend bij de Spaanse autoriteiten. Uit de verklaringen van eiser volgt dus niet dat de Spaanse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. Verder is het AIDA-rapport update 2021 waarnaar eiser heeft verwezen, betrokken bij de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2023. De rechtbank is van oordeel dat ook het
meer recente AIDA-rapport van april 2023 (update 2022) geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje dan de eerdere updates. Uit de AIDA-rapporten kan worden afgeleid dat er problemen zijn met de toegang tot de asielprocedure en
opvangvoorzieningen, maar niet dat die zodanig zijn dat er sprake is van structurele tekortkomingen die de hoge drempel van zwaarwegendheid van artikel 3 van het EVRM bereiken. Verder garanderen de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord dat zij eisers asielverzoek in behandeling zullen nemen. Als eiser toch geen toegang tot de asielprocedure of opvang krijgt, ligt het op zijn weg om daarover te klagen bij de Spaanse autoriteiten.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet mogelijk is. Hij heeft, toen hij in Spanje was, immers geen klacht bij de autoriteiten ingediend, maar enkel om hulp gevraagd
bij het Rode Kruis en andere hulporganisaties.
Gelet op het voorgaande hoefde de staatssecretaris ook geen aanleiding te zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.