ECLI:NL:RBDHA:2023:9798

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was. Mr. Stieger, die aanvankelijk als gemachtigde werd genoemd, heeft de griffier telefonisch geïnformeerd dat mr. Jhingoer de advocaat is, maar deze heeft geen beroep ingesteld of de rechtbank anderszins bericht namens eiser. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk. De rechtbank overweegt dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep, aangezien de staatssecretaris op 7 juni 2023 heeft meegedeeld dat eiser op 5 juni 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Deze informatie is zowel naar mr. Jhingoer als naar mr. Stieger gestuurd, maar beiden hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken zonder zijn verblijfplaats te communiceren, er van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit wordt verder ondersteund door een mededeling van de staatssecretaris op 9 juni 2023 dat eiser zichzelf heeft overgedragen aan de Duitse autoriteiten.

Gelet op deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen contact heeft met een gemachtigde en geen belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard en krijgt eiser geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2023 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.15376
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger of mr. A. Jhingoer),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Ruijzendaal).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Mr. Stieger heeft voorafgaand aan de zitting de griffier telefonisch meegedeeld dat niet hij de advocaat is, maar mr. Jhingoer . Mr. Jhingoer heeft evenwel geen beroep ingesteld of de rechtbank anderszins bericht namens eiser. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De staatssecretaris heeft op 7 juni 2023 meegedeeld dat eiser volgens meldingen van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op 5 juni 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Deze mededeling is zowel verstuurd naar mr. Jhingoer als naar mr. Stieger . Beiden hebben hierop niet gereageerd.
1.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.1 Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
1.2.
Op 9 juni 2023 is namens de staatssecretaris de mededeling gedaan dat eiser zichzelf heeft overgedragen. Als bijlage is opgenomen een bericht van de Duitse autoriteiten dat de procedure is geëindigd omdat de betrokkene zich al in Duitsland bevindt. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen contact heeft met een gemachtigde en geen prijs meer stelt op een beslissing op zijn beroep op bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
2. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2023 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
1. Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.