ECLI:NL:RBDHA:2023:9756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 31 mei 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2023 op zitting behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. De maatregel van bewaring is rechtmatig. Eiser voert aan dat er een gebrek kleeft aan de ophouding, omdat het proces-verbaal onjuiste informatie bevat. De rechtbank stelt vast dat op het formulier M122 onjuiste persoonsgegevens staan en dat daarom geen correcte uitreiking aan eiser heeft plaatsgevonden. Dit gebrek leidt echter niet tot een onrechtmatige bewaring, omdat de belangen die met de maatregel van bewaring zijn gediend zwaarder wegen dan het geconstateerde gebrek.

Eiser betoogt verder dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel, gezien zijn jonge leeftijd en stress- en angstklachten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten dat geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, de inbewaringstelling rechtmatig is en dat de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Wel moet de staatssecretaris de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 1.674,00.

De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier. Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17739

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R. Zandbelt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 31 mei 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de maatregel van bewaring onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. De maatregel van bewaring is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de staatssecretaris eiser moeten meedelen dat hij aansluitend aan zijn strafrechtelijke detentie zou worden opgehouden?
4. Eiser voert aan dat er een gebrek kleeft aan de ophouding. Eiser betoogt dat het proces-verbaal ophouding en onderzoek van 17 april 2023 onjuiste informatie bevat. In het proces-verbaal staat ten onrechte vermeld dat aan eiser het formulier M122 is uitgereikt. Op het formulier M122 staat een onjuiste naam en geboortedatum vermeld. Uitreiking heeft daarom niet plaatsgevonden. Dit moet leiden tot een belangenafweging die in het voordeel van eiser moet uitvallen. De belangen die bij deze belangenafweging volgens eiser een rol spelen zijn: het feit dat hij 18 jaar oud is, zijn familie zich enorme zorgen om hem maakt en zijn stress- en angstklachten. Verder heeft zijn familie uit India geld opgebracht, door hun persoonlijke eigendommen te verkopen, om hem naar de Verenigde Staten te sturen om te kunnen werken voor hen. Dit geld is hij kwijt geraakt aan een smokkelaar en/of reisagent. Deze omstandigheden maken de bewaring volgens eiser onrechtmatig.
4.1.
Uit paragraaf A5/6.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt dat, als het voornemen bestaat om de vreemdeling in bewaring te stellen aansluitend aan strafrechtelijke detentie, tijdens de detentie mededeling wordt gedaan aan de vreemdeling van de overbrenging voor verhoor na afloop van de detentie. Op de plaats bestemd voor verhoor wordt de vreemdeling vervolgens verder geïnformeerd over de te volgen procedure. Deze mededeling wordt gedaan door middel van een formulier M122. Hiervan moet verder proces-verbaal worden opgemaakt. Dit proces-verbaal is het model M105-A.
4.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat op het formulier M122 onjuiste persoonsgegevens staan en dat daarom geen (correcte) uitreiking aan eiser heeft plaatsgevonden. Er kleeft in zoverre dus een gebrek aan het voortraject. Volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State leidt dit niet onmiddellijk tot een onrechtmatige bewaring, maar is een belangenafweging op haar plaats. [1] Naar het oordeel van de rechtbank weegt de ernst van het gebrek in dit geval niet op tegen de belangen die met de maatregel van bewaring zijn gediend en valt de belangenafweging uit in het voordeel van de staatssecretaris. De rechtbank weegt daarin zwaar mee dat de staatssecretaris ten minste de (onbetwiste) zware gronden 3a, 3b, 3c, 3d en 3e en de (onbetwiste) lichte gronden 4a, 4c en 4d aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft mogen leggen. Reeds op basis van die gronden bestaat het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure zal ontwijken of belemmeren. Verder is niet gebleken dat eiser in de onder 4. genoemde belangen is geschaad door het niet uitreiken van het formulier M122.
Had de staatssecretaris moeten volstaan met een lichter middel?
5. Eiser voert aan dat staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel. Gezien zijn jonge leeftijd, zijn stress- en angstklachten en onder rechtsoverweging 4 genoemde belangen is detentie onevenredig bezwarend voor eiser.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich, gelet op de niet bestreden gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, terecht op het standpunt dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Het risico bij het opleggen van een lichter middel in plaats van een inbewaringstelling is volgens de staatssecretaris terecht te groot. De staatssecretaris betrekt daarbij terecht dat eiser niet in het bezit is van enig reisdocument en dat hij heeft verklaard niet terug te willen keren naar India, waardoor het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verder heeft de staatssecretaris de belangen van eiser betrokken in de maatregel. De staatssecretaris heeft zijn beslissing om niet te volstaan met een lichter middel in de maatregel afdoende gemotiveerd.
Ambtshalve toets
6. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7.1.
Omdat de rechtbank onder 4.2 een gebrek in het voortraject van de maatregel van bewaring heeft geconstateerd, moet de staatssecretaris de proceskosten van eiser vergoeden. De rechtbank veroordeelt staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.ABRvS 9 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1757.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:NL:C:2022:858.