ECLI:NL:RVS:2023:1757
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 24 maart 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 8 maart 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de vreemdeling niet op de juiste wijze had geïnformeerd over zijn rechten, maar dat dit gebrek niet leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 mei 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank had de vreemdeling in zijn eerste grief gelijk gegeven, maar oordeelde dat de ernst van het gebrek niet opweegt tegen de belangen die met de maatregel van bewaring gediend zijn. De rechtbank had vastgesteld dat er een risico bestond dat de vreemdeling zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou beletten. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met verbetering van de gronden.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.511,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.