ECLI:NL:RBDHA:2023:9726
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 5 juli 2023 in een verzoek om proceskostenvergoeding van een Syrische verzoeker, die eerder een asielaanvraag had ingediend. De verzoeker had op 18 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 2 april 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 27 maart 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag, waarna de verzoeker op 28 maart 2023 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de verzoeker, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden was verlengd door het WBV 2022/22, waardoor de ingebrekestelling prematuur was ingediend.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.