ECLI:NL:RBDHA:2023:9715
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek tot proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielberoep. Verzoeker, een Syrische nationaliteit houder, had op 10 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 25 april 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 maart 2023 een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker op 8 maart 2023 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek heeft voldaan, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor verzoeker op 25 oktober 2022 eindigde. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de beslistermijn op 25 juli 2023 eindigt. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 26 oktober 2022 prematuur was en dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. Daarom bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.