ECLI:NL:RBDHA:2023:9709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
NL22.24356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiseres, geboren op 14 mei 1950 en met een onbekende nationaliteit, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 5 september 2022, waarin het hoger beroep van eiseres gegrond werd verklaard en de staatssecretaris werd opgedragen om binnen twaalf weken opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen. Eiseres heeft op 29 november 2022 beroep ingesteld omdat de staatssecretaris niet tijdig een besluit had genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord, waardoor het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten. In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de staatssecretaris tot op heden geen nieuw besluit heeft genomen.

De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van twee weken op om alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op 5 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24356

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

geboren op 14 mei 1950
nationaliteit onbekend.
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (Afdeling) van 5 september 2022 (202108217/1/V3). De Afdeling heeft met die uitspraak het hoger beroep van eiseres tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, van 2 december 2021 (AWB 21/1638) gegrond verklaard en heeft daarbij verweerder opgedragen binnen twaalf weken opnieuw op het bezwaar te beslissen. Eiseres stelt op 29 november 2022 beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
2. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder tot op heden geen nieuw besluit heeft genomen op het bezwaar van eiseres. Gelet op artikel 6:12, derde lid, van de Awb is voorafgaand aan een beroep tegen het niet beslissen geen ingebrekestelling nodig.
4. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Verweerder heeft op 9 januari 2023 erkent dat het juist is dat verweerder niet binnen de door de Afdeling opgelegde twaalf weken een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen. Een hoorzitting stond gepland op 9 maart 2023. Na deze hoorzitting heeft verweerder aangegeven zo snel mogelijk en uiterlijk over vier weken een nieuw besluit op bezwaar te zullen nemen. Dat is dus niet gebeurd. De rechtbank legt verweerder daarom de in het bestuursrecht gebruikelijke termijn van twee weken op om te beslissen op het bezwaar.
6. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Nu eiseres is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft verweerder dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak
alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.