ECLI:NL:RBDHA:2023:9709
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiseres, geboren op 14 mei 1950 en met een onbekende nationaliteit, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 5 september 2022, waarin het hoger beroep van eiseres gegrond werd verklaard en de staatssecretaris werd opgedragen om binnen twaalf weken opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen. Eiseres heeft op 29 november 2022 beroep ingesteld omdat de staatssecretaris niet tijdig een besluit had genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord, waardoor het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten. In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de staatssecretaris tot op heden geen nieuw besluit heeft genomen.
De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van twee weken op om alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op 5 juli 2023.