In deze zaak heeft eiser op 21 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn herhaalde asielaanvraag van 21 oktober 2020. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eerder heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 30 december 2022 het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder een nadere beslistermijn van acht weken opgelegd, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 7.500.
De rechtbank stelt vast dat de nadere beslistermijn op 24 februari 2023 is verstreken zonder dat er een beslissing is genomen. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen en om een dwangsom van € 250 per dag op te leggen voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 200 per dag voor elke dag dat hij de termijn van acht weken overschrijdt, met een maximum van € 15.000.
De rechtbank overweegt dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt en dat een termijn van acht weken voor het nemen van een besluit passend is. De rechtbank wijst erop dat de maximale termijn voor het beslissen op een asielaanvraag op grond van de Procedurerichtlijn op 21 juli 2023 afloopt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.