Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
binnen zestien wekenna de dag van verzending van deze uitspraak;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.P.J. Cain, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres diende haar aanvraag in op 12 oktober 2021, en volgens de wet had verweerder uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Aangezien deze termijn op 12 april 2022 verstreken was, heeft eiseres op 10 mei 2022 verweerder in gebreke gesteld. Het beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag moet nemen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, is hij verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eiseres recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is gebaseerd op het feit dat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van haar beroepschrift.
De rechtbank heeft in deze uitspraak ook de toepassing van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND besproken, die van invloed is op de mogelijkheid om dwangsommen op te leggen in asielzaken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd, ondanks de Tijdelijke wet. Dit betekent dat de rechtbank verweerder kan verplichten om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen en dat er een dwangsom kan worden opgelegd bij overschrijding van deze termijn.