ECLI:NL:RBDHA:2023:9680
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. van Nooijen
- M.J.J. Roks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van rechtmatig verblijf van een Unieburger en de toepassing van een verwijderingsmaatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Poolse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris, waarin werd vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland op basis van het Unierecht. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen het bestreden besluit. De eiser, die al enkele jaren in Nederland verblijft, heeft een zwervend bestaan en is meerdere keren in aanraking gekomen met de politie. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000, omdat hij geen arbeid verricht en niet over voldoende middelen van bestaan beschikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser geen rechtmatig verblijf heeft en dat de belangenafweging bij de verwijderingsmaatregel in het nadeel van de eiser is uitgevallen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser geen belang heeft bij de beoordeling van de vertrektermijn, omdat hij feitelijk een langere termijn heeft gekregen dan wettelijk vereist. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is niet-ontvankelijk verklaard.