ECLI:NL:RBDHA:2023:9674
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling naar aanleiding van een ingetrokken beroep door eiseres, die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres op 1 september 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Op 20 april 2023 heeft de staatssecretaris echter besloten om de mvv alsnog te verlenen, maar dit gebeurde op basis van informatie die pas in beroep door eiseres werd overgelegd. Eiseres trok haar beroep in en verzocht om een proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van 'tegemoetkomen' in de zin van artikel 8:75a, omdat de staatssecretaris niet de eerdere beslissing heeft herzien op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. De rechtbank stelt vast dat de reden voor het verlenen van de mvv niet voortkomt uit een erkenning van de onrechtmatigheid van het eerdere besluit, maar uit nieuwe feiten die pas in beroep zijn ingediend. De bewijslast voor het voldoen aan de voorwaarden voor de mvv ligt bij eiseres, en het feit dat zij deze informatie pas in beroep heeft overgelegd, komt voor haar eigen rekening en risico.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 juni 2023.