ECLI:NL:RBDHA:2023:9674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
NL22.8063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling naar aanleiding van een ingetrokken beroep door eiseres, die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres op 1 september 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Op 20 april 2023 heeft de staatssecretaris echter besloten om de mvv alsnog te verlenen, maar dit gebeurde op basis van informatie die pas in beroep door eiseres werd overgelegd. Eiseres trok haar beroep in en verzocht om een proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van 'tegemoetkomen' in de zin van artikel 8:75a, omdat de staatssecretaris niet de eerdere beslissing heeft herzien op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. De rechtbank stelt vast dat de reden voor het verlenen van de mvv niet voortkomt uit een erkenning van de onrechtmatigheid van het eerdere besluit, maar uit nieuwe feiten die pas in beroep zijn ingediend. De bewijslast voor het voldoen aan de voorwaarden voor de mvv ligt bij eiseres, en het feit dat zij deze informatie pas in beroep heeft overgelegd, komt voor haar eigen rekening en risico.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8063

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Scholtens).

Procesverloop

Bij besluit van 1 september 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid bij [naam]’ afgewezen.
Bij besluit van 21 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 20 april 2023 heeft verweerder opnieuw op het bezwaarschrift van eiseres beslist, het bezwaar gegrond verklaard en de gevraagde mvv alsnog verleend.
Bij besluit van 21 april 2023 heeft verweerder het bestreden besluit van 21 april 2022 ingetrokken.
Bij brief van 24 april 2023 heeft eiseres het beroep ingetrokken, met een verzoek om proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank zal in deze zaak uitspraak doen zonder zitting te houden, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Awb in deze zaak niet nodig is.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten veroordelen.
2. Volgens vaste rechtspraak [1] van de hoogste bestuursrechter is van ‘tegemoetkomen’ in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb slechts sprake indien het bestuursorgaan een in het bestreden besluit ingenomen standpunt, dat binnen de grenzen van het geding valt, heeft herzien en het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit alsnog heeft genomen op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. Intrekking of wijziging van het besluit vanwege nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, dan wel vanwege pas in beroep verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende informatie houdt geen tegemoetkomen in voormelde zin in en vormt geen grond voor een proceskostenveroordeling.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 20 april 2023 een mvv aan eiseres heeft verleend op grond van informatie die pas in beroep door eiseres is overgelegd. Hoewel uit dit in beroep overgelegde stuk blijkt dat eiseres het inburgeringsexamen al op 7 december 2021 (ruim vier maanden voordat het bestreden besluit is genomen) behaald heeft, is niet duidelijk waarom eiseres deze informatie pas in beroep aan verweerder heeft verstrekt.
4. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de reden voor verlening van de mvv geen erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceert. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was het verweerder namelijk nog niet bekend dat eiseres het inburgeringsexamen behaald had. Nu geen rechtsregel verweerder tot een ambtshalve onderzoek naar de resultaten van dit inburgeringsexamen verplicht en de bewijslast voor het voldoen aan de voorwaarden van de gevraagde mvv bij eiseres ligt, komt het voor eigen rekening en risico van eiseres dat deze informatie pas in beroep is overgelegd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet anders had kunnen beslissen in het bestreden besluit dan hij destijds gedaan heeft. Het verlenen van de mvv door verweerder houdt dan ook geen erkenning van de onrechtmatigheid van het bestreden besluit in, maar een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift naar aanleiding van niet eerder bekende feiten en omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is van ‘tegemoetkoming’ in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb dan ook geen sprake. Namens eiseres is ook niet anderszins gemotiveerd om welke andere redenen er in deze zaak aanleiding zou bestaan voor een vergoeding van de proceskosten. Het verzoek komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
5. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u op grond van artikel 8:55 van de Awb een brief sturen naar deze rechtbank sturen, waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent dat deze zaak buiten zitting is afgedaan. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816, en 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1487.