ECLI:NL:RBDHA:2023:9671

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
C/09/645454 / FA RK 23-2422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en teruggeleiding van minderjarige na uitspraak Spaanse rechter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2008 in Argentinië, door de vader, die in Spanje woont. De vader heeft verzocht om de moeder te gelasten de minderjarige onmiddellijk terug te brengen naar Spanje, na haar ongeoorloofde overbrenging naar Nederland begin januari 2023. De moeder heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om de vader te veroordelen tot betaling van haar proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een regiezitting op 20 april 2023, waarbij partijen de gelegenheid kregen om een crossborder mediation traject te volgen, maar zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de uitspraak van de Spaanse rechter, die heeft geoordeeld dat de overbrenging van de minderjarige naar Nederland niet onrechtmatig was. De rechtbank concludeert dat met deze uitspraak aan de ongeoorloofde overbrenging en achterhouding door de moeder een einde is gekomen. De rechtbank wijst het verzoek van de vader tot teruggeleiding af, omdat er geen sprake meer is van ongeoorloofde overbrenging in de zin van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De rechtbank compenseert de proceskosten en beëindigt de werkzaamheden van de bijzondere curator, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld.

De beslissing van de rechtbank is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. Van deze beschikking kan binnen twee weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-2422
Zaaknummer: C/09/645454
Datum beschikking: 3 juli 2023

Internationale kinderontvoering

Beschikking op het op 5 april 2023 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de vader,
wonende te [woonplaats01] , Spanje,
advocaten: mr. S. Vermeule en mr. L. Lagerwerf te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. M.T. Wernsen te Den Haag.

Procedure

Op 20 april 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader (via Teams), bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Vermeule en door een tolk, [tolk01] (via Teams), alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door een tolk, [tolk02] , en [medewerker RvdK01] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. A. Emmens. De behandeling ter terechtzitting is aangehouden.
Op genoemde regiezitting is aan partijen de gelegenheid geboden om een crossborder mediation traject te volgen, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, om tot een minnelijke regeling te komen. Partijen hebben daar om hen moverende redenen geen gebruik van gemaakt.
Vervolgens heeft de rechtbank bij beschikking van 21 april 2023 [bijzondere curator01] tot bijzondere curator benoemd over de minderjarige [voornaam minderjarige01] . Iedere verdere beslissing heeft de rechtbank in genoemde beschikking aangehouden en de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft daarna (wederom) kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van 19 april 2023 van de zijde van de moeder;
- het rapport van de bijzondere curator van 2 mei 2023;
- het verweerschrift, met bijlagen;
-de brief van 9 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het F9-formulier van 12 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het F9-formulier van 15 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het F9-formulier van 18 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader.
De minderjarige [minderjarige01] is, in het bijzijn van de bijzondere curator, op 19 juni 2023 in raadkamer gehoord.
Op 19 juni 2023 is de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaten en door een tolk, [tolk01] , alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door een tolk, [tolk02] , de bijzondere curator en [medewerker RvdK01] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Van de zowel de zijde van de vader als de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

De vader heeft verzocht te gelasten dat de moeder de minderjarige [voornaam minderjarige01] onmiddellijk dient terug te brengen naar [plaats01] , Spanje, danwel te gelasten dat de vader de minderjarige [voornaam minderjarige01] onmiddellijk zelf mee terug kan nemen naar [plaats02] , Spanje, met veroordeling van de moeder in de kosten die de vader heeft moeten maken in verband met de teruggeleiding, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Voorts heeft de moeder zelfstandig verzocht de vader te veroordelen tot betaling van de proceskosten van de moeder, ter hoogte van € 15.619,09, dan wel een bedrag dat de rechtbank juist acht, een en ander met uitvoerbaar bij voorraad verklaring.

Feiten

- De vader en de moeder zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , Argentinië.
- De vader en de moeder oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige01] uit.
- Begin januari 2023 is de moeder met [voornaam minderjarige01] naar Nederland vertrokken.
- Partijen stellen dat de vader de Braziliaanse en de Spaanse nationaliteit heeft, de moeder in ieder geval de Braziliaanse nationaliteit en dat [voornaam minderjarige01] de Argentijnse, Spaanse en Braziliaanse nationaliteit heeft.
- [voornaam minderjarige01] heeft sinds december 2019 geen contact meer met de vader.

Beoordeling

Rechtsmacht
Het verzoek van de vader is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Spanje zijn partij bij het Verdrag.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht om kennis te nemen van het onderhavige teruggeleidingsverzoek, gelet op de werkelijke verblijfplaats van [voornaam minderjarige01] in Nederland (zie HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU2834). Op grond van artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet) is de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag over het kind toekomt en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens.
Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
Ongeoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van artikel 3 van het Verdrag
Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van het Verdrag wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of
gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag).
Niet in geschil is dat [voornaam minderjarige01] onmiddellijk voor haar overbrenging naar Nederland haar gewone verblijfplaats in Spanje had. Evenmin in geschil is dat het gezagsrecht gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van de overbrenging, dan wel zou zijn uitgeoefend, indien de overbrenging niet had plaatsgevonden. Nu verder niet in geschil is dat de vader geen toestemming heeft gegeven voor de overbrenging naar Nederland en dat de overbrenging van [voornaam minderjarige01] naar Nederland is geschied in strijd met het gezagsrecht van de vader naar Spaans recht, komt de rechtbank tot het oordeel dat de overbrenging van [voornaam minderjarige01] begin januari 2023 naar Nederland en de achterhouding in Nederland daarna aangemerkt dient te worden als ongeoorloofd in de zin van artikel 3 van het Verdrag.
De vader is vervolgens een gerechtelijke procedure in Spanje gestart. De vader heeft de Spaanse rechter verzocht te bepalen dat geen toestemming wordt verleend aan de moeder voor de wijziging van de woonplaats en onderwijsinstelling van [voornaam minderjarige01] buiten Spanje en dat de onmiddellijk terugkeer van [voornaam minderjarige01] wordt bevolen naar Spanje. In navolging van het verzoek van de vader heeft het Spaanse openbaar ministerie het noodzakelijk geacht om aanvullend een procedure tot beschermingsmaatregelen te starten om gepaste maatregelen te treffen om [voornaam minderjarige01] naar Spanje te laten terugkeren. De verzochte maatregelen van het openbaar ministerie waren als volgt:
i. van de moeder te eisen dat zij [voornaam minderjarige01] naar Spanje zou terugbrengen binnen de
termijn van tien dagen;
een verbod op vertrek van [voornaam minderjarige01] uit Spaans grondgebied, behoudens een
gerechtelijke autorisatie daartoe;
onttrekking van het paspoort van [voornaam minderjarige01] .
Op [datum01] 2023 heeft de Spaanse rechtbank, de rechtbank van Eerste Aanleg en Instructie nr. [nummer01] , in deze procedure uitspraak gedaan. Zowel de vader als de moeder heeft een beëdigde vertaling van deze beslissing overgelegd.
Uit deze Spaanse uitspraak komt het volgende naar voren.
In de Spaanse procedure lagen twee beslispunten aan de rechter voor.
Het eerste beslispunt is de vraag of, met onderwerping aan artikel 778.6 van het Spaanse Wetboek van Strafvordering, de verklaring of de overbrenging van [voornaam minderjarige01] door de moeder naar Nederland wel of niet als onrechtmatig kan worden beschouwd in de bewoordingen van het Verdrag en de Verordening van de Raad van de Europese Unie 2019/1111 van 25 juni 2019, inzake Bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering.
Het tweede beslispunt betreft het verzoek tot het treffen van de beschermingsmaatregelen voor [voornaam minderjarige01] , op grond van artikel 158.3 van de Código Civil, zijnde het Burgerlijk Wetboek van Spanje (hierna: CC), bestaande uit de onttrekking van het paspoort en het verbod op vertrek vanuit nationaal grondgebied.
De Spaanse rechtbank maakt een onderscheid tussen een gerechtelijk orgaan dat bevoegd is om te beslissen omtrent de terugkeer van [voornaam minderjarige01] , welke bevoegdheid toekomt aan de autoriteit van de staat waarnaar [voornaam minderjarige01] is overgebracht, in dit geval Nederland, en een gerechtelijk orgaan dat bevoegd is om zich uit te spreken inzake de rechtmatigheid of onrechtmatigheid van de overbrenging ten behoeve van krachtens artikel 158 CC te nemen beschermingsmaatregelen. Deze bevoegdheid komt toe aan het Spaanse gerechtelijke orgaan, omdat [voornaam minderjarige01] daar haar hoofdverblijfplaats had. Op grond van artikel 778.6 van het Spaanse Wetboek van Strafvordering, voorafgegaan door eindbepaling 3.13 van Wet 15/2015, is een civiele procedure voor een Spaans gerechtelijk orgaan mogelijk waarin de ouder die meent dat er een onrechtmatige overbrenging van een minderjarige heeft plaatsgevonden vanuit Spanje naar een andere staat, kan verzoeken deze overbrenging onrechtmatig te verklaren. Deze uitspraak prejudicieert noch bindt de bevoegde Nederlandse orgaan die de beslissing neemt over de terugkeer van [voornaam minderjarige01] .
De Spaanse rechtbank beslist vervolgens, in haar gemotiveerde uitspraak, dat er geen sprake is van samenloop van omstandigheden eigen aan onrechtmatige overbrenging en wijst af de beslissing tot onrechtmatigheid van de overbrenging en wijst af de maatregelen die krachtens artikel 158.3 CC, zoals zowel door het openbaar ministerie als de vader zijn verzocht.
De rechtbank overweegt als volgt.
[voornaam minderjarige01] had voorafgaand aan de overbrenging naar Nederland haar gewone verblijfplaats in Spanje. De Spaanse rechtbank heeft in haar beschikking van [datum01] 2023 geoordeeld dat de overbrenging van [voornaam minderjarige01] naar Nederland niet onrechtmatig is. Voorts heeft de Spaanse rechter geen reden gezien om de verzochte maatregelen te treffen, waaronder de bepaling om geen toestemming te verlenen voor de wijziging van de woonplaats en onderwijsinstelling van [voornaam minderjarige01] . De verzoeken van de vader zijn afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Spaanse rechtbank hiermee een beslissing over het gezagsrecht gegeven, namelijk dat [voornaam minderjarige01] haar woonplaats mag wijzigen naar Nederland en daar naar school kan gaan. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat met de beslissing van de Spaanse rechtbank van [datum01] 2023 aan de ongeoorloofde overbrenging en achterhouding door de moeder een einde is gekomen. Op dit moment is er daarom geen sprake meer van ongeoorloofde overbrenging en achterhouding in de zin van artikel 3 van het Verdrag.
Verder ziet de rechtbank in hetgeen de vader heeft aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat de beslissing van de Spaanse rechtbank van [datum01] 2023 niet bindend is en buiten beschouwing zou moeten worden gelaten. Dat de man hoger beroep daarvan heeft ingesteld is voor de rechtbank geen reden de uitkomst daarvan af te wachten, nu deze teruggeleidingsprocedure voortvarend moet worden afgedaan.
Kosten
De rechtbank zal het verzoek van de vader tot veroordeling van de moeder in de door hem gemaakte noodzakelijke kosten in de onderhavige procedure afwijzen, nu zijn verzoek tot teruggeleiding wordt afgewezen.
De moeder meent dat de vader met de onderhavige procedure misbruik heeft gemaakt van het procesrecht en dat hij moet worden veroordeeld in haar (naar de rechtbank begrijpt: volledige) proceskosten. De vader voert verweer. De rechtbank zal het verzoek van de moeder tot veroordeling van de vader in de volledige proceskosten eveneens afwijzen. Van misbruik van procesrecht kan sprake zijn als het indienen van het verzoek, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen achterwege had behoren te blijven. Anders dan de moeder stelt is niet komen vast te staan dat de vader tegen beter weten in heeft gesteld dat er sprake is van kinderontvoering. Het staat, zoals hiervoor genoemd, vast dat de moeder zonder toestemming van de vader met [voornaam minderjarige01] naar Nederland is gegaan en de uitspraak van de Spaanse rechter dateert van [datum01] 2023, dus van na de datum van indiening van het verzoek van de vader tot teruggeleiding van [voornaam minderjarige01] . Het voornoemde is in elk geval onvoldoende om vast te stellen dat de vader misbruik heeft gemaakt van zijn recht om een verzoek op grond van het Verdrag jegens de moeder in te dienen.
Nu het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als na te melden.
Bijzondere curator
De rechtbank acht het in het belang van [voornaam minderjarige01] dat de bijzondere curator de uitspraak van de rechtbank (en eventueel de uitspraak van het Gerechtshof) met haar bespreekt. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de benoeming van de bijzondere curator, voor zover er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing, doorloopt tijdens de appelprocedure. Indien er geen hoger beroep wordt ingesteld dan beschouwt de rechtbank de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure één maand na datum van deze beschikking als beëindigd.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , Argentinië, naar Spanje;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte;
beschouwt – voor zover er geen hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing – de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure met ingang van 3 augustus 2023 als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Boone, M.J. Alt-van Endt en W.G. de Boer, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. S.G.J. Verkennis als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2023.
Van deze beschikking kan -voor zover er definitief is beslist- hoger beroep worden ingesteld binnen twee weken (artikel 13 lid 7 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering) na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Den Haag. In geval van hoger beroep zal de terechtzitting bij het hof - in beginsel - plaatsvinden in de derde of vierde week na deze beslissing.