In deze zaak heeft eiser op 8 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser had eerder, op 23 februari 2021, een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarop de rechtbank bij uitspraak van 13 januari 2022 had geoordeeld dat verweerder niet tijdig had beslist. De rechtbank had verweerder toen opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen, maar deze termijn was ongebruikt verstreken.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken een besluit te nemen en een dwangsom van €250,- per dag op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De rechtbank stelt dat de bestuursrechter het bestuursorgaan kan opdragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van zijn aanwijzingen, en kan daarbij een termijn stellen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit aan eiser bekendmaakt. Tevens wordt een dwangsom van €100 per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van €7.500. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser, vastgesteld op €418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.