ECLI:NL:RBDHA:2023:9627
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen meerdere eisers en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hebben op 17 maart 2023 elk afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door de referente op 16 augustus 2022 is ingediend, maar dat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 18 april 2023 geoordeeld dat verweerder binnen twintig weken na die uitspraak een besluit moest nemen, maar tot op heden is er geen besluit bekendgemaakt. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers gegrond verklaard, omdat verweerder in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft overwogen dat, gezien de samenhang tussen de aanvragen van de eisers, er geen grond is om meerdere dwangsommen op te leggen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers vergoed, tot een bedrag van € 209,25, en verweerder opgedragen om uiterlijk op 5 september 2023 een besluit op de aanvraag bekend te maken. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een belangrijke uitspraak in het bestuursrecht, met betrekking tot de termijnen voor het nemen van besluiten door de overheid.