ECLI:NL:RBDHA:2023:9627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
NL23.8323, NL23.8325, NL23.8326 en NL23.8329
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen meerdere eisers en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hebben op 17 maart 2023 elk afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door de referente op 16 augustus 2022 is ingediend, maar dat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 18 april 2023 geoordeeld dat verweerder binnen twintig weken na die uitspraak een besluit moest nemen, maar tot op heden is er geen besluit bekendgemaakt. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers gegrond verklaard, omdat verweerder in gebreke is gebleven.

De rechtbank heeft overwogen dat, gezien de samenhang tussen de aanvragen van de eisers, er geen grond is om meerdere dwangsommen op te leggen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers vergoed, tot een bedrag van € 209,25, en verweerder opgedragen om uiterlijk op 5 september 2023 een besluit op de aanvraag bekend te maken. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een belangrijke uitspraak in het bestuursrecht, met betrekking tot de termijnen voor het nemen van besluiten door de overheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.8323, NL23.8325, NL23.8326 en NL23.8329

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] , eiser

V-nummer: [Nummer]
[Naam 2], eiser
V-nummer: [Nummer 2]
[Naam 3], eiseres
V-nummer: [Nummer 3]
[Naam 4], eiseres
V-nummer: [Nummer 4]
Tezamen: eisers.
(gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linnemann),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Eisers hebben op 17 maart 2023 elk afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).

Overwegingen

1. Namens eisers heeft [Naam 5] (referente) op 16 augustus 2022 gevraagd om verlening van mvv. Referente heeft tegelijk met eisers beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag. Dat beroep is bij uitspraak van 18 april 2023 [1] gegrond verklaard. Verweerder is daarbij opgedragen om binnen twintig weken na de dag van verzending van die uitspraak – dus uiterlijk op 5 september 2023 – alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tot op heden is geen besluit bekendgemaakt. Eisers hebben verweerder op 24 februari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en hebben vervolgens ten minste twee weken gewacht met het instellen van beroep. De rechtbank zal daarom ook de beroepen van eisers gegrond verklaren.
2. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel
8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit
bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere
wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze
bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen. Gelet op de termijn zoals opgenomen in de uitspraak op het beroep van referente, zal de rechtbank nu in vergelijkbare zin bepalen dat verweerder uiterlijk op 5 september 2023 een besluit op de aanvraag aan eisers bekend moet maken.
3. De rechtbank heeft op het beroep van referente al vastgesteld dat verweerder de maximale bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De rechtbank is van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 4:17 van de Awb meebrengt dat verweerder slechts éénmaal bestuurlijke dwangsommen verbeurt omdat sprake is van één aanvraag, dan wel een meervoudige aanvraag waarbij samenhang kan worden aangenomen. De rechtbank verwijst daarbij naar uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (Afdeling) van 15 juli 2020. [2]
4. De rechtbank heeft aan de naleving van de uitspraak op het beroep van referente al een dwangsom verbonden. Omdat sprake is van samenhangende beroepen die betrekking hebben op één aanvraag, dan wel samenhangende aanvragen is er geen grond om nogmaals een rechterlijke dwangsom op te nemen in de hieronder te vermelden uitspraak.
5. Op grond van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) worden samenhangende zaken beschouwd als één zaak. Indien sprake is van 4 of meer samenhangende zaken, wordt een factor 1,5 toegepast. De beroepen van eisers en referente gelden als samenhangend in de zin van het Bpb. In de uitspraak op het beroep van referente is een proceskostenveroordeling van verweerder opgenomen tot een bedrag van € 418,50, op basis van 1 punt in verband met het indienen van het beroepschrift en een wegingsfactor 0,5. Ook in de beroepen van eisers bestaan de proceshandelingen uit het indienen van een beroepschrift en geldt eenzelfde wegingsfactor voor het gewicht van de zaken. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder (aanvullend) te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 209,25.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om uiterlijk 5 september 2023 aan eisers een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- veroordeelt verweerder in de kosten die eisers in verband met hun beroepen hebben moeten maken, tot een bedrag van € 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.In de zaak met zaaknummer NL23.8319.